ECLI:NL:RBNHO:2020:7096

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
15/137486-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met strafmaat en omstandigheden van de verdachte

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 11 oktober 2019 te Den Helder openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het geven van een kopstoot en het meermalen slaan van het slachtoffer op een voor het publiek toegankelijke plaats. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte na het gepleegde feit zelf slachtoffer is geworden van vuurwapengeweld door het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. G. Visser, gevolgd en een taakstraf van 150 uren opgelegd, subsidiair 75 dagen hechtenis. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte in aanmerking genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de rechtbank heeft rekening gehouden met de lichamelijke en psychische gevolgen die de verdachte heeft ondervonden door het geweld dat hij zelf heeft ervaren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/137486-20 (P)
Uitspraakdatum: 11 september 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, althans in Nederland, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de Verkeerstorenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen, [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- geven van een kopstoot en/of
- meermalen slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of het lichaam van [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 oktober 2019 te Den Helder, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de Verkeerstorenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- geven van een kopstoot en
- meermalen slaan in het gezicht van [slachtoffer] .
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en dus geen straf of maatregel aan verdachte op te leggen, nu verdachte na het door hem begane feit door het ‘kamp [slachtoffer] ’ is neergeschoten, hetgeen voor hem, zowel lichamelijk als psychisch, ernstige gevolgen heeft (gehad).
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 11 oktober 2019, vlak voor middernacht, bij de McDonalds in Den Helder, samen met twee vrienden schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] .
Medeverdachte [medeverdachte] had die avond een afspraak met [slachtoffer] in verband met een (soft)drugsdeal. Verdachte is samen met [medeverdachte] en anderen naar die afspraak gegaan. Toen bleek dat [slachtoffer] de drugs niet (meer) wilde of kon leveren, gaf [medeverdachte] hem een kopstoot. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer] omsingeld en ingesloten, zodat [slachtoffer] zich niet aan de situatie kon onttrekken, en hebben zij hem meerdere keren in het gezicht geslagen en hem uiteindelijk naar de grond gewerkt.
Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten in de eerste plaats pijn veroorzaakt bij [slachtoffer] . Het openlijke gewelddadig handelen van verdachten draagt daarnaast bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij welbewust is meegegaan naar een afspraak die zich afspeelde in het drugscircuit. De verklaring van verdachte dat hij niets van deze afspraak wist, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Het steeds maar toenemende geweld dat is gerelateerd aan drugszaken dient een halt te worden toegeroepen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, is de rechtbank – net zoals de officier van justitie in haar requisitoir – van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf aan verdachte moet worden opgelegd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat verdachte die avond zelf slachtoffer is geworden van vuurwapengeweld gepleegd door [slachtoffer] , waardoor hij letsel heeft opgelopen. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte in elk geval nog altijd lichamelijke gevolgen van dit geweld ondervindt.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid moet worden opgelegd. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde duur van deze straf passend en geboden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
150 (honderdvijftig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2020.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor dit feit worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2020;
  • een proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden Verkeerstorenweg Den Helder), opgemaakt door [verbalisant] , gedateerd 20 oktober 2019 (dossierpagina 90 e.v.);
  • een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 19 augustus 2020 (los in het dossier gevoegd).