ECLI:NL:RBNHO:2020:7033

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
HAA 20/2010
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake handhavingsverzoek

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek van 23 oktober 2019. Eiser heeft op 2 april 2020 een beroep ingediend, waarna verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, op 29 april 2020 alsnog op de aanvraag heeft beslist. Eiser heeft zijn beroep op 13 mei 2020 ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 18 mei 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het verzoek van eiser. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank wijst dit verzoek toe, aangezien de kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank bepaalt dat de kosten € 262,50 bedragen, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- door verweerder moet worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, op 12 september 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.A.C. van Poelgeest),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 2 april 2020 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek van 23 oktober 2019.
Op 29 april 2020 heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
Eiser heeft het beroep bij brief van 13 mei 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 14 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 18 mei 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep niet tijdig beslissen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser bij het intrekken van het (terecht ingediende) beroepschrift gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
5. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50 in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).
6. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.