ECLI:NL:RBNHO:2020:7020
Rechtbank Noord-Holland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een particulier, en de korpschef van politie, Eenheid Zeeland/West-Brabant, als verweerder. Eiser had op 3 september 2019 een verzoek ingediend tot wijziging of vernietiging van politiegegevens, welk verzoek door verweerder was afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 18 oktober 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep op 31 oktober 2019 doorstuurde naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Verweerder heeft op 19 december 2019 een nieuw besluit genomen, waarmee het eerdere besluit is vervangen. Eiser heeft zijn beroep op 27 maart 2020 ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 29 mei 2020 heeft gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en dat het Besluit proceskosten bestuursrecht nadere regels stelt over de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelt vast dat eiser zelf het beroepschrift heeft ingediend en de correspondentie heeft gevoerd, en dat er geen proceshandelingen zijn verricht door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend. Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van reiskosten voor het inzien van het politiedossier, maar de rechtbank wijst erop dat reiskosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen als deze zijn gemaakt om een zitting bij te wonen. Aangezien er geen zitting heeft plaatsgevonden, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Wel wordt het door eiser betaalde griffierecht van € 174 vergoed door verweerder.
De rechtbank wijst het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen af, maar kent wel het griffierecht toe aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.