ECLI:NL:RBNHO:2020:7002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake kinderopvangtoeslag niet-ontvankelijk verklaard

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, [X 1] en [X 2], en de Belastingdienst/Toeslagen. De zaak betreft een beroep dat eisers hebben ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst inzake kinderopvangtoeslag over het jaar 2015. Eisers dienden op 8 maart 2020 een tweede bezwaarschrift in, dat door de Belastingdienst als beroepschrift werd aangemerkt en ter verdere behandeling naar de rechtbank werd gestuurd. De rechtbank oordeelde dat er twijfel bestond over de intentie van eisers om daadwerkelijk beroep in te stellen, en dat het stuk mogelijk ten onrechte was doorgezonden. De rechtbank besloot om uitspraak te doen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelde vast dat eisers het griffierecht, dat op grond van de Awb verschuldigd was, niet tijdig hadden betaald. De griffier had eisers in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eisers hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeerde dat er geen verontschuldiging was voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2020 in de zaak tussen

[X 1] en [X 2] , te [Z] , eisers,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 8 maart 2020 tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder inzake kinderopvangtoeslag over het jaar 2015 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Verweerder heeft dit aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 25 april 2020 op grond
van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan
deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De rechtbank stelt voorop dat verweerder weliswaar het tweede bezwaarschrift heeft doorgezonden ter behandeling als beroepschrift, maar dat gelet op de inhoud van dit stuk getwijfeld kan worden of het de bedoeling van eisers is geweest om beroep in te stellen. Dit betekent dat het stuk mogelijk ten onrechte is doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank zal wel uitspraak doen, maar is van oordeel dat verweerder daarnaast het stuk van eisers in behandeling dient te nemen als verzoek om terug te komen op de beslissingen inzake de kinderopvangtoeslag 2012 en 2015.
3. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
4. De griffier heeft bij brief van 29 april 2020 eisers in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eisers hebben niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 28 mei 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 4 juni 2020 is bezorgd.
4. Eisers hebben het griffierecht niet op tijd betaald. Eisers hebben geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.