ECLI:NL:RBNHO:2020:6995

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
HAA 20/3468
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

Op 7 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het CIZ. Eiseres had op 28 juni 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 mei 2020. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift te laat is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt een termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 29 juni 2020. Eiseres heeft het beroepschrift echter pas op 2 juli 2020 ingediend, wat buiten de termijn valt.

Eiseres voerde aan dat haar zoon het beroepschrift op 28 juni 2020 persoonlijk in de brievenbus van de rechtbank had gedeponeerd. De rechtbank overweegt dat de baliemedewerker van de rechtbank post die voor 7.30 uur in de brievenbus is aangetroffen, kan dateren op de dag ervoor. Aangezien het beroepschrift van eiseres op 2 juli 2020 is gestempeld, staat vast dat het pas op die datum is aangetroffen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend en er geen goede verontschuldiging is voor de te late indiening.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van het CIZ, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 28 juni 2020 beroep ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 18 mei 2020 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 18 mei 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 29 juni 2020.
4. Eiseres heeft het beroepschrift bij de rechtbank, locatie Alkmaar, in de brievenbus gedaan. Het beroepschrift is op 2 juli 2020 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Eiseres voert hiertoe aan dat haar zoon de brief op 28 juni 2020 persoonlijk heeft afgeleverd bij de rechtbank in de brievenbus. Later in de week heeft haar zoon gebeld met de rechtbank of het ingediende beroep ontvangen was en op welke datum. Eiseres stelt dat haar zoon beide keren te horen kreeg dat er een achterstand was in het verwerken van de binnengekomen post o.a. door Corona en hem kon niet worden verteld of de brief ontvangen was. Eiseres heeft nu begrepen dat de brief die zij op 28 juni 2020 in de brievenbus van de rechtbank heeft gedaan is ingeschreven op 2 juli 2020 als zijnde datum ontvangst. Dat terwijl haar zoon de brief persoonlijk op 28 juni 2020 in de brievenbus van de rechtbank heeft gedaan. Eiseres merkt voorts op dat 2 juli 2020 binnen een termijn van een week na afloop van de beroepstermijn valt en verzoekt de rechtbank daarom haar beroep alsnog in behandeling te nemen.
6. De rechtbank overweegt daartoe dat de baliemedewerker van de rechtbank volgens voorgeschreven werkwijze alle ingekomen post die hij voor 7.30 uur aantreft in de brievenbus van de rechtbank, voorziet van een datumstempel van de dag ervoor. Wanneer de baliemedewerker het beroepschrift van eiseres op maandag 29 juni 2020 voor 7.30 uur in de brievenbus had aangetroffen zou de medewerker het poststuk hebben voorzien van een ontvangststempel van 28 juni 2020. In deze zaak heeft de baliemedewerker het poststuk voorzien van een ontvangststempel van 2 juli 2020. Hiermee staat vast dat het beroepschrift van eiseres niet eerder dan 2 juli 2020 in de brievenbus van de rechtbank is aangetroffen. Dat eiseres stelt dat haar beroep binnen een week na het verstrijken van de termijn is ontvangen kan haar niet baten. Immers op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb stelt daartoe voorwaarden. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Nu eiseres het beroepschrift niet met de post heeft verzonden is artikel 6:9, tweede lid, niet van toepassing.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep te laat is ingediend. De rechtbank is ook overigens niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van haar beroepschrift.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.