ECLI:NL:RBNHO:2020:6966

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1557
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde boete motorrijtuigenbelasting wegens niet tijdige betaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres heeft een boete van € 52 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor het tijdvak van 26 november 2018 tot en met 25 februari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de verschuldigde mrb pas op 7 januari 2019 heeft betaald, terwijl de uiterste betaaldatum 27 december 2018 was. Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij het grootste deel van de mrb vooruit heeft betaald en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de boetebeschikking.

De inspecteur heeft echter aangevoerd dat eiseres te laat heeft betaald en dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen verwijt treft voor de te late betaling. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, die bepalen dat de houder van het motorrijtuig de belasting op aangifte moet voldoen en dat deze voor de aanvang van het tijdvak betaald moet zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen reden is voor vernietiging van de boete, aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen enkel verwijt treft. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. F. Kleefmann, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Carter, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [z] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak 26 november 2018 tot en met 25 februari 2019 een boetebeschikking opgelegd ten bedrage van € 52 wegens het niet tijdig betalen van de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor een motorrijtuig met het kenteken [kenteken] .
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, nu partijen, desgevraagd, te kennen hebben gegeven geen gebruik te willen maken van hun recht ter zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is blijkens de kentekenregistratie vanaf 15 april 2017 houder van een personenauto van het merk Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken] . De datum van het kentekenbewijs deel I en de datum eerste toelating is 26 februari 2016.
2. Met dagtekening 26 november 2018 is voor het tijdvak 26 november 2018 tot en met 25 februari 2019 een rekening mrb van € 179 verzonden. De uiterste betaaldatum was 27 december 2018.
3. Eiseres heeft de verschuldigde mrb op 7 januari 2019 betaald.

Geschil4. In geschil is of de boetebeschikking terecht is opgelegd.

5. Eiseres stelt dat dit niet het geval is omdat zij het grootste deel van de door haar verschuldigde mrb vooruit heeft betaald.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de boetebeschikking.
6. Verweerder stelt dat eiseres te laat heeft betaald, zodat de boetebeschikking terecht is opgelegd.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
7. Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, vormt dit, ingevolge artikel 67c, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) een verzuim waarvoor de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.278 kan opleggen.
8. De rechtbank stelt voorop dat op grond van de artikelen 6, 14 en 15 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 de houder van het motorrijtuig de belasting op aangifte moet voldoen en dat de belasting moet zijn betaald voor de aanvang van het tijdvak waarover moet worden betaald.
9. Paragraaf 33 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: het BBBB), onderdeel 1, tweede alinea, luidt:
“Om aan de houder kenbaar te maken dat, hoeveel en voor welk tijdvak belasting voor het motorrijtuig verschuldigd is, zendt de inspecteur aan de houder een rekening met daarop het verschuldigde belastingbedrag. Op de rekening vermeldt de inspecteur een uiterste betaaldatum, waarop het bedrag moet zijn betaald. Deze datum kan liggen na de datum van aanvang van het tijdvak. Indien het verschuldigde bedrag geheel of gedeeltelijk niet op de betaaldatum is voldaan, is sprake van een verzuim als bedoeld in artikel 67c van de AWR.”
10. Ingevolge paragraaf 33, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB), legt de inspecteur, in geval van een betalingsverzuim een boete op van 1 procent van het wettelijk maximum van artikel 67c van de Awr, tenzij belanghebbende in de periode van één jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop belanghebbende in verzuim is, niet eerder in verzuim is geweest (alsdan wordt geen boete opgelegd, maar een verzuimmededeling verzonden). Nu eiseres de door haar verschuldigde mrb heeft betaald na de uiterste betaaldatum die stond vermeld op de rekening, staat vast dat zij heeft verzuimd de rekening mrb tijdig te betalen. Tevens volgt uit de stukken van het geding dat eiseres binnen één jaar voorafgaande aan het onderhavige tijdvak al een keer niet tijdig heeft betaald.
11. Voor vernietiging van de boete is alleen reden indien eiseres geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat zij niet tijdig heeft betaald. Er moet sprake zijn van afwezigheid van alle schuld, en eiseres moet dat stellen en, in geval van betwisting, bewijzen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die het oordeel rechtvaardigen dat zij geen enkel verwijt treft, en dat de boete om die reden dient te vervallen. Ook van andere omstandigheden die matiging van de boete zouden rechtvaardigen is niet gebleken. De rechtbank acht een boete van € 52 in dit geval passend en geboden.
12. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Kleefmann, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Carter, griffier, op 24 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.