ECLI:NL:RBNHO:2020:6950

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
HAA 19/3256
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake woningurgentie

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Raaijmakers, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor woningurgentie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Het primaire besluit, dat op 2 mei 2019 werd genomen, werd door eiseres bestreden, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 15 juli 2019. Eiseres heeft vervolgens op 30 juli 2019 beroep ingesteld en op 1 maart 2020 verzocht om een voorlopige voorziening. Op 1 mei 2020 heeft verweerder besloten om eiseres alsnog woningurgentie te verlenen, waarna eiseres haar beroep en verzoek op 22 mei 2020 heeft ingetrokken. Bij deze intrekking heeft eiseres verzocht om vergoeding van de proceskosten op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarna het onderzoek is gesloten zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Aangezien eiseres haar beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar verzoek heeft tegemoetgekomen, kan verweerder op verzoek van eiseres in de kosten worden veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding, en heeft het bedrag vastgesteld op € 525,- voor zowel het beroep als de voorlopige voorziening. Daarnaast dient verweerder het griffierecht van € 356,- te vergoeden aan eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verletkosten toe te kennen, aangezien er geen zitting heeft plaatsgevonden. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter en tevens voorzieningenrechter, op 7 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/3256 (beroep) en 20/1019 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 7 september 2020 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres/verzoekster,

hierna te noemen eiseres,
(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een woningurgentie afgewezen.
Bij besluit van 15 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 30 juli 2019 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft op 1 maart 2020 de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 1 mei 2020 besloten eiseres alsnog een woningurgentie te verlenen.
Eiseres heeft bij brief van 22 mei 2020 het beroep en het verzoek ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep en het verzoek heeft eiseres verzocht om verweerder op grond van artikel 8:84, vijfde lid, juncto artikel 8:75a, eerste lid en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 26 mei 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft bij brief van 4 juni 2020 gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a Awb van overeenkomstige toepassing in de voorlopige voorzieningenprocedure.
4. Vastgesteld wordt dat het beroep en het verzoek zijn ingetrokken en eiseres heeft tegelijk met de intrekking van het beroep en het verzoek verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1) en € 525,- in verband met de voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moet verweerder op grond van 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten vergoeden aan de rechtsbijstandverlener van eiseres.
7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 356,- te worden vergoed door verweerder.
8. Eiseres heeft gelijk bij haar intrekking van 22 mei 2020 verzocht om vergoeding van verletkosten voor een zitting. Nu in onderhavige procedures geen zitting heeft plaatsgevonden is er geen aanleiding om verletkosten toe te kennen.

BeslissingDe rechtbank:

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak met betrekking tot het beroep (AWB 19/3256) kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
Tegen deze uitspraak met betrekking tot het verzoek (AWB 20/1019) staat geen rechtsmiddel open.