ECLI:NL:RBNHO:2020:6934

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5095
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en de spoedeisendheid van handhaving bij niet-functionerende brandmeldinstallatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk. De zaak betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door de gemeente, omdat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie van het pand van eiseres niet functioneerde. Eiseres had eerder op 4 december 2018 melding gemaakt van een defect aan de installatie, maar de gemeente constateerde op diezelfde dag dat er geen adequate maatregelen waren genomen om de veiligheid te waarborgen. De gemeente besloot daarom om op 7 december 2018 bestuursdwang toe te passen en rijksgediplomeerde brandwachten in te zetten, wat leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze maatregel.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid kon stellen dat er sprake was van een spoedeisende situatie, gezien het risico voor de veiligheid van personen in het pand. Eiseres voerde aan dat er geen spoedeisende situatie was, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres over het vertrouwensbeginsel en de proportionaliteit van de maatregel. Eiseres had niet voldoende aangetoond dat de gemeente onzorgvuldig had gehandeld of dat er bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de bestuursdwang. De kosten van de bestuursdwang werden op eiseres verhaald, wat ook door de rechtbank werd bevestigd als proportioneel en rechtmatig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19 / 5095

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Makaal)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk, verweerder
(gemachtigden: mr. N. Voulon en J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder zijn beslissing van eerder die dag, om ter zake van het pand van eiseres aan de [het perceel] spoedeisende bestuursdwang toe te passen, op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder bepaald dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van eiseres komen.
Bij besluit van 17 januari 2019, aangepast bij besluit van 5 februari 2019 (het primaire besluit II) heeft verweerder de kosten van de toepassing van bestuursdwang vastgesteld op EUR 10.617,22 inclusief BTW.
Bij besluit van 25 september 2019, verzonden op 30 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I en II ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering van het primaire besluit I.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020. Eiseres is verschenen in de persoon van [naam 1] , [functie] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Het bedrijf van eiseres is gevestigd aan de [het perceel] (het perceel). Het pand van eiseres op het perceel (het pand) heeft een oppervlakte van circa 8.500 m2. Het pand bestaat uit twee verdiepingen met een parkeergarage onder het rechtergedeelte van het gebouw. In het pand zitten onder meer verschillende restaurants, een sportcentrum, vergaderruimten, een wellnessgelegenheid, een kinderdagverblijf, een bar, een filmzaal, en een bowlinggelegenheid.
1.2
Op dinsdag 4 december 2018 heeft verweerder geconstateerd dat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie in het pand van eiseres niet werkte.
1.3
Bij e-mail van dinsdag 4 december 2018 om 12.47 uur heeft verweerder dit aan eiseres bevestigd. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de installatie geactiveerd moet worden omdat anders mogelijk handhavend moet worden opgetreden.
1.4
Bij e-mail van diezelfde dag heeft eiseres verweerder geïnformeerd dat de volgende dag (5 december 2018) een monteur de installatie komt repareren.
1.5
Bij e-mail van donderdag 6 december 2018 heeft eiseres verweerder geïnformeerd dat maandag 10 december 2018 een nieuwe voeding in de installatie geplaatst zal worden, en dat zij druk bezig is om vanaf vrijdag 7 december 2018 een gecertificeerde brandwacht in te schakelen. Eiseres heeft die dag en avond een Bedrijfshulpverlener (BHV-er) ingezet om brandrondes te lopen. Als bijlage bij deze e-mail is gevoegd een bevestiging van de [bedrijf] dat zij op 27 januari 2017 en 18 maart 2018 BHV herhalingslessen bij eiseres heeft verzorgd, en de notitie ‘Bedrijfsveiligheidinstructie voor alle medewerkers’.
1.6
Bij e-mail van vrijdag 7 december 2018 om 10.50 uur heeft verweerder eiseres gevraagd om uiterlijk om 11.45 uur te bevestigen (i) hoeveel BHV-ers minimaal tijdens de openingstijden van het gebouw aanwezig zijn, (ii) of alle BHV-ers gecertificeerd zijn, en (iii) of tijdens een calamiteit door middel van portofoons gecommuniceerd kan worden. Verweerder heeft in deze e-mail gewezen op het feit dat mondeling al een aantal keer om deze informatie is verzocht. Ook heeft verweerder in deze e-mail gewezen op het feit dat er minimaal drie rijksgediplomeerde brandwachten in het pand aanwezig moeten zijn tijdens de openingstijden, tenzij voornoemde nog te verkrijgen informatie akkoord wordt bevonden, en het bedrijf dat de brandwachten levert, instemt met de inzet van één brandwacht.
1.7
Bij e-mail van diezelfde dag om 12.11 uur heeft verweerder aan eiseres bevestigd dat hij besloten heeft om vanaf die dag twee brandwachten bij eiseres in te zetten. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat dit aan het einde van de dag ook per brief aan eiseres wordt bevestigd.
1.8
Bij e-mail van diezelfde dag om 13.46 uur heeft eiseres verweerder geïnformeerd dat dat alle aanwezige BHV-ers gecertificeerd zijn, dat tot en met zondag (9 december 2018) afwisselend 1 tot 4 BHV-ers tijdens de openingstijden aanwezig zullen zijn, en dat er zowel via een What’s App-groep, als via portofoon gecommuniceerd kan worden.
1.9
Bij e-mail van diezelfde dag om 18.42 uur is het primaire besluit I aan eiseres verstuurd, welk besluit per post is nagezonden.
1.1
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat op 4 december 2018 is geconstateerd dat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie van eiseres niet werkte. Dat is in strijd met artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet, in samenhang met de artikelen 1.16, eerste lid, 6.20, eerste lid en 6.23, eerste lid, van het Bouwbesluit. Verweerder heeft eiseres erop gewezen dat wanneer de installatie niet vóór het weekend zou zijn hersteld, of eiseres ter vervanging daarvan geen rijksgecertificeerde brandwachten zou hebben ingezet, verweerder door middel van spoedbestuursdwang rijksgecertificeerde brandwachten zou inzetten. Verweerder heeft de volgende informatie opgevraagd: (i) het aantal BHV-ers dat minimaal tijdens de openingstijden aanwezig is, (ii) of al deze BHV-ers gecertificeerd zijn, (iii) een akkoord/standpunt van het bedrijf dat de brandwacht levert of de inzet van één brandwacht afdoende is, en (iv) of er door middel van portofoons tijdens een calamiteit kan worden gecommuniceerd. Op vrijdag 7 december 2018 werkte de installatie niet, was er geen brandwacht aanwezig, en was de bovengenoemde informatie niet volledig aangeleverd. Vanwege de diverse gebruiksfuncties van het pand, moesten er feitelijk drie brandwachten ingezet worden. Vanwege de door eiseres genomen maatregelen is dit beperkt tot twee brandwachten.
Adressering
2.1
Eiseres voert aan dat zowel in het primaire besluit I, als in het bestreden besluit een verkeerd adres (plaatsnaam) is vermeld. De beide primaire besluiten en het bestreden besluit dienen daarom vernietigd te worden.
2.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het feit dat in de tekst van het primaire besluit I en in de adressering van het bestreden besluit een verkeerde plaatsnaam ( [plaats] ) staat vermeld, geen gebrek is dat moet leiden tot de vernietiging van de besluiten. Tussen partijen heeft geen onduidelijkheid bestaan dat de besluiten en de uitgeoefende bestuursdwang betrekking hadden op het pand van eiseres. De vermelding van de verkeerde plaatsnaam in de adressering van het bestreden besluit heeft bovendien niet in de weg gestaan aan de ontvangst van dit besluit door eiseres en het tijdig instellen van beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Spoedeisende situatie - Overtreding
3.1
Eiseres voert aan dat geen sprake was van een spoedeisende situatie die het uitoefenen van bestuursdwang op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtvaardigt. Er is teveel tijd verlopen tussen het moment waarop op 4 december 2018 is geconstateerd dat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie niet werkte, en het moment van de uitoefening van bestuursdwang op 7 december 2018. Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 april 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA2669 en van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1044. Daarbij komt dat het niet correct is dat er kinderfeestjes en activiteiten gepland waren dat weekend. Het was dat weekend juist heel rustig in het pand. Eiseres had bovendien BHV-ers ingezet om brandrondes te lopen. Niet duidelijk is waarom dit niet afdoende was.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie spoedeisend was. Het niet in werking hebben van de brandmeld- en ontruimingsinstallatie, leidde tot een situatie waarin de veiligheid van personen in gevaar was. Verweerder heeft ervoor gekozen om niet direct op 4 december 2018 spoedbestuursdwang toe te passen omdat eiseres de indruk wekte de situatie zelf snel te zullen oplossen door de installatie te (laten) repareren, òf door brandwachten in te zetten. Eiseres is daarin niet geslaagd. Eiseres was niet van plan het entertainmentgedeelte dat weekend te sluiten (bowling, klimmuur, bar, filmzaal, restaurants). Eiseres heeft aangegeven dat er dat weekend kinderfeestjes en activiteiten waren. Gezien dit alles was sprake van een voor personen onveilige en dus spoedeisende situatie. De veiligheid kon niet afdoende worden geborgd door de inzet van de BHV-ers. Het niveau van de brandwacht is bepalend voor het veiligheidsniveau. Rijksgediplomeerde brandwachten zijn speciaal opgeleid voor dit soort situaties en hebben de juiste competenties.
3.3
Ingevolge hoofdstuk 5 van de Awb in samenhang met artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang in geval van een overtreding.
3.4
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden uitgevoerd zonder voorafgaande last.
3.5
Ingevolge artikel 5:31, tweede lid, van de Awb kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend gemaakt.
3.6
Tussen partijen staat vast dat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie in het pand van eiseres vanaf 4 december 2018 niet werkte. Dat is in strijd met de in artikel 1.16 van het Bouwbesluit opgenomen zorgplicht, en de bepalingen in artikel 6.20 en 6.23 van het Bouwbesluit ten aanzien van brandmeldinstallaties en ontruimingsinstallaties. Er was derhalve sprake van een overtreding. Verweerder was bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
3.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich vanwege het feit dat de brandmeld- en ontruimingsinstallatie niet werkte, in redelijk op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van een concreet risico voor de veiligheid van personen in het pand wanneer een brand zou uitbreken, zodat sprake was van een spoedeisende situatie in de zin van artikel 5:31 van de Awb. De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk is dat verweerder eiseres korte tijd (4 – 7 december 2018) heeft gegund om te proberen de situatie zelf op te lossen, en toen haar dat niet lukte tot handhaving is overgegaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in de uitspraken van de Afdeling waar eiseres naar verwijst sprake is van een tijdsverloop van respectievelijk zes en negen dagen, terwijl in onderhavige geval sprake is van een tijdsverloop van drie dagen. Dit is een relatief kort tijdsverloop. De rechtbank neemt daarbij verder in aanmerking dat verweerder eiseres heeft gewezen op het feit dat zij tot het weekend de gelegenheid had om de situatie zelf op te lossen. Eiseres heeft dit, door dit pas ter zitting te ontkennen, niet (voldoende) weersproken. Feit dat eiseres ter zitting heeft gesteld dat voor haar niet duidelijk was hoe zij de situatie op moest lossen, doet hieraan niet af. Deze stelling van eiseres verhoudt zich niet met de inhoud van de e-mails in overweging 1.3 – 1.9. Uit die e-mails blijkt in voldoende mate, zoals verweerder heeft gesteld, dat met eiseres is besproken dat zij de installatie moest repareren of (een) brandwacht(en) in moest zetten. Uit die e-mails blijkt ook dat eiseres daartoe ook daadwerkelijk acties heeft ondernomen.
3.8
De overige stellingen van eiseres geven geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder mocht er vanuit gaan dat er dat weekend (en de dagen erna) bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. Het bedrijf van eiseres is zeven dagen per week open. Het feit dat partijen het niet eens zijn over de vraag wat voor activiteiten er dat weekend gepland stonden, maakt dat niet anders. Verweerder heeft verder gemotiveerd gesteld dat rijksgecertificeerde brandwachten speciaal opgeleid zijn voor situaties als de onderhavige, zodat de inzet van een dergelijke brandwacht niet te vergelijken is met de inzet van een BHV-er. Hetgeen eiseres heeft gesteld is geen reden om daaraan te twijfelen.
3.9
De beroepsgrond slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
4.1
Eiseres voert aan dat sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft op 6 december 2018 het vertrouwen gewekt dat mogelijkerwijs met de inzet van de BHV-ers van eiseres de situatie afdoende zou zijn opgelost.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel. Bij de op 4, 5, en 6 december 2018 uitgevoerde controles is steeds gewezen op het feit dat wanneer de brandmeld- en ontruimingsinstallatie voor het weekend niet in werking was, gecertificeerde brandwachten ingezet zouden worden. De inzet van twee brandwachten op 7 december 2018 was dus conform hetgeen met eiseres besproken is.
4.3
In de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 heeft de Afdeling het stappenplan uiteengezet dat gevolgd moet worden bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het gaat om de volgende drie vragen: (1) Is er sprake van een toezegging? (2) Kan deze toezegging aan het college worden toegerekend? (3) Moet het gerechtvaardigd gewekt vertrouwen worden gehonoreerd?
4.4
Van een toezegging is sprake als uitlatingen of gedragingen van een ambtenaar redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. Om een toezegging aan te nemen, dient de uitlating en/of gedraging in ieder geval te zijn toegesneden op de concrete situatie.
4.5
Uit de e-mails opgenomen in overweging 1.3 – 1.9 kan geen toezegging worden afgeleid dat de inzet door eiseres van BHV-ers tot gevolg heeft, dat geen brandwachten ingezet hoeven worden. Eiseres heeft dit ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt. Gezien het voorgaande behoeven de overige vragen (2 en 3) geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Proportionaliteit en subsidiariteit
5.1
Eiseres voert aan dat sprake is strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De veiligheid in het pand had op een andere, minder vergaande wijze geborgd kunnen worden. Dit was bijvoorbeeld mogelijk met de door eiseres voorgestelde inzet van BHV-ers. Een andere mogelijkheid was het tijdelijk sluiten van een of meer bedrijfsonderdelen. Tot slot had de uitgeoefende bestuursdwang beperkt kunnen worden tot een gedeelte, in plaats van de gehele onderneming. Niet alle onderdelen van de onderneming zijn elke dag open.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de inzet van de twee brandwachten geen te verstrekkende maatregel was. Een tijdelijke sluiting zou vergaande consequenties hebben gehad voor de gebruikers van het pand. Dit terwijl eiseres zelf heeft aangegeven dat er voor dat betreffende weekend activiteiten gepland stonden. In een geval als het onderhavige is de inzet van brandwachten bovendien gebruikelijk. Gezien de omvang/complexiteit van het pand dienden er minimaal drie brandwachten te worden ingezet om de veiligheid te borgen. Vanwege de door eiseres genomen maatregelen is dit beperkt tot de inzet van twee brandwachten. De inzet van de brandwachten kon niet verder beperkt worden, ondanks het feit dat niet altijd alle delen van het bedrijf van eiseres open zijn. De veiligheid kon bovendien gezien het gestelde in overweging 3.2, niet afdoende geborgd worden door de inzet van de BHV-ers van eiseres.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op voornoemd standpunt kunnen stellen. Het geheel of gedeeltelijk sluiten van een pand is in beginsel een verstrekkendere maatregel dan het inzetten van brandwachten. Verweerder mocht daarvan dan ook uitgaan. Daarbij komt dat niet is gesteld, en aan de rechtbank ook niet is gebleken dat ten tijde van het primaire besluit eiseres bereid was om (delen) van het pand te sluiten en dat zij verweerder daarover heeft geïnformeerd. Feit dat (zoals ter zitting is besproken) achteraf is gebleken dat het dat weekend rustig was in het pand waardoor de inzet van de brandwachten misschien verder beperkt had kunnen worden, maakt niet dat verweerder ten tijde van het primaire besluit niet heeft mogen uitgaan van de inzet van brandwachten die gebruikelijk is voor de omvang van het pand en de activiteiten van eiseres. Ook de stelling van eiseres ten aanzien van de inzet van de BHV-ers maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank verwijst daarvoor naar het gestelde in overweging 3.8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb (evenredigheidsbeginsel). De beroepsgrond slaagt niet.
Zorgvuldigheidsbeginsel
6.1
Eiseres voert aan dat het handelen van verweerder op 7 december 2018 onzorgvuldig was. Verweerder heeft op 7 december 2018 om 10.50 uur een email aan eiseres verstuurd waarin nogmaals om informatie is verzocht ten aanzien van de inzet en deskundigheid van de BHV-ers. Eiseres diende deze informatie uiterlijk om 11.45 uur aan te leveren. Dit terwijl eiseres de dag ervoor deze informatie al per e-mail aan verweerder had opgestuurd. De betreffende leidinggevende was op 7 december 2018 kort afwezig in verband met een begrafenis, en daardoor niet in staat op tijd te reageren. Dat is telefonisch en bij de controle door verweerder die dag in het pand van eiseres, aan verweerder doorgegeven. Verweerder heeft desalniettemin bij e-mail van 13.11 uur medegedeeld dat besloten is tot toepassing van bestuursdwang. Verweerder heeft bovendien verzuimd om nog iets te doen met de e-mail die de leidinggevende om 13.46 uur heeft gestuurd waarin alsnog op de email van 10.50 uur is gereageerd.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zorgvuldig heeft gehandeld. Bij e-mail van 7 december 2019 om 10.50 uur is aan eiseres nog een laatste kans gegeven om de inzet van brandwachten te beperken door de informatie zoals genoemd in overweging 1.10 alsnog volledig aan te leveren. Eiseres heeft dat niet gedaan. Tijdens de controle van diezelfde dag bleek dat de installatie niet gerepareerd was en eiseres niet zelf was overgegaan tot de inzet van (een) brandwacht(en). Tijdens die controle bleek dat mevrouw [naam 1] , [functie] , niet aanwezig was. Verweerder heeft tevergeefs getracht met de heer [naam 2] contact op te nemen. Vervolgens is verweerder overgegaan tot de inzet van de brandwachten. Met de e-mail van eiseres van 13.46 uur heeft eiseres evenmin voldaan aan het gestelde in de mail van die dag om 10.50 uur.
6.3
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het handelen van verweerder op 7 december 2018 in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. Dit ondanks het feit dat (zoals verweerder ook ter zitting heeft gesteld) de schriftelijke bevestiging van hetgeen tussen partijen in de periode vanaf 4 december tot en met 7 december 2018 is besproken, duidelijker en vollediger had kunnen zijn. Verweerder heeft daartoe terecht gewezen op het feit dat eiseres tot het weekend de kans had om de situatie zelf op te lossen en dat zij daarin niet is geslaagd. Anders dan eiseres stelt, heeft zij met haar e-mail van 6 december 2018 niet alle door verweerder opgevraagde informatie aan verweerder toegestuurd. Deze e-mail bevatte in ieder geval niet de opgevraagde informatie ten aanzien van de inzet van de brandwacht. Ter zitting is gebleken dat eiseres zich ervan bewust was dat deze informatie
bij haar e-mail van 6 december 2018 ontbrak. Eiseres heeft evenmin voldaan aan de bij e-mail van 7 december 2019 om 10.50 uur gestelde laatste deadline. Feit dat de betreffende leidinggevende op dat moment kort afwezig was, doet daaraan niet af. Gezien de ernst van de situatie en de gestelde deadline dat vóór het weekend de situatie opgelost moest zijn, mocht van eiseres verwacht worden dat zij voor vervanging van de leidinggevende zou hebben gezorgd. De e-mail van eiseres van 7 december 2018 om 13.46 uur is verstuurd nádat de gestelde deadline om 11.45 uur was verstreken. Bovendien bevatte ook deze e-mail, zoals verweerder terecht heeft gesteld, niet al de informatie waarom verweerder had verzocht. Ook bij die e-mail ontbrak in ieder geval de informatie ten aanzien van de inzet van de brandwacht. De beroepsgrond slaagt niet.
Bijzondere omstandigheden
7.1
Eiseres voert aan dat gezien de in het voorgaande door haar genoemde omstandigheden, verweerder van de uitoefening van spoedbestuursdwang had moeten afzien.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen omstandigheden zijn waarom van de uitoefening van bestuursdwang had moeten worden afgezien.
7.3
Gelet op het algemeen belang dat met handhaving is gediend, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is tot handhavend optreden, in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts in bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dat niet te doen. Dit kan zich voordoen indien handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhavend optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. De rechtbank is gezien de beoordeling van de voorgaande beroepsgronden, met verweerder van oordeel, dat de door eiseres gestelde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan handhavend optreden moet worden afgezien. De beroepsgrond slaagt niet.
Kostenverhaal
8.1
Eiseres voert aan dat gezien de in het voorgaande door haar genoemde omstandigheden de kosten van de uitgeoefende bestuursdwang niet (geheel) op haar verhaald kunnen worden.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat alleen de kosten voor de inzet van de brandwachten bij eiseres in rekening zijn gebracht. Dat zijn dezelfde kosten die eiseres had moeten maken wanneer zijzelf voor de inzet van brandwachten zou hebben gezorgd. Deze kosten zijn proportioneel en verweerder ziet geen reden om deze te matigen. Verweerder heeft de kosten van de toezichthouder niet bij eiseres in rekening gebracht.
8.3
Uit artikel 5:25 van de Awb volgt dat bestuursdwang en het verhaal van de kosten ervan in de regel samengaan. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding zijn indien betrokkene van de ontstane situatie geen verwijt te maken valt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkheid niet (geheel) op betrokkene verhaald kunnen worden. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn om de kosten niet (geheel) te verhalen. De rechtbank is gezien de beoordeling van de voorgaande beroepsgronden van oordeel dat verweerder in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om van het verhaal van de kosten op eiseres af te zien. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep van eiseres is ongegrond.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is gedaan op 31 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.