ECLI:NL:RBNHO:2020:6825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8168795 CV EXPL 19-17830
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een reis van Amsterdam naar Yonago via Frankfurt en Tokyo. Op 28 mei 2019 vertrok vlucht LH987 vanuit Amsterdam, maar deze vlucht was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Tokyo miste. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de oorspronkelijke vertrektijd van de voorafgaande vlucht hadden gewijzigd. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging van vlucht LH987 het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De passagier had niet kunnen aantonen dat Lufthansa niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van de passagier af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten. De rechter concludeerde dat de vertraging van de passagier het directe gevolg was van de buitengewone omstandigheden en dat Lufthansa niet aansprakelijk was voor de compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8168795 CV EXPL 19-17830
Uitspraakdatum: 29 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 22 oktober 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 28 mei 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH987, van Frankfurt naar Tokyo (Japan) met vlucht NH204 en op 29 mei 2019 van Tokyo naar Yonago (Japan) met vlucht NH383, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH987 stond gepland te vertrekken vanuit Amsterdam om 08:00 uur UTC en had een geplande aankomsttijd in Frankfurt van 09:05 uur UTC. De aansluitende vlucht NH204 zou om 10:10 uur UTC vertrekken vanuit Frankfurt.
2.3.
Vlucht LH987 is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Tokyo gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming Yogano.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Vlucht LH987 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH986/987. De vertraging van vlucht LH987 is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht LH986. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH986 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Lufthansa had hier geen invloed op en was genoodzaakt om vlucht LH986, en daardoor ook vlucht LH987, met vertraging uit te voeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vluchten met plaats naar de eindbestemming Yonago.
4.2.
Voorts betwist Lufthansa buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De passagier betwist deze doorwerking en stelt dat Lufthansa als lid van de ‘Star Alliance’ vlucht LH987 tijdig had kunnen uitvoeren indien er op de luchthaven van Amsterdam een reservevliegtuig aanwezig was. Daarnaast stelt de passagier dat het deel van de aankomstvertraging van 14 minuten - die tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie is ontstaan - niet is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (doorwerking van) een buitengewone omstandigheid.
5.5.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Lufthansa het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht LH986 overgelegd. Vlucht LH986 stond gepland te vertrekken om 06:10 uur UTC. Uit de ‘slot history’ volgt dat de luchtverkeersleiding, reeds twee uur voor de schemavertrektijd, de oorspronkelijke CTOT van 06:10 uur UTC introk en een nieuwe CTOT van 06:33 uur UTC aan het toestel toekende. De CTOT is vervolgens nog diverse keren gewijzigd wegens vertragingscode 83. Deze code staat voor:
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights.Door de passagier is niet betwist dat dit besluit van de luchtverkeersleiding is aan te merken als buitengewone omstandigheid. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat Lufthansa zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht. De vertraging van 52 minuten is ontstaan door de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht LH986. Uit de vluchtrapportage van vlucht LH987 blijkt immers dat een vertraging van 52 minuten is ontstaan wegens ‘aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector’ (vertragingscode 93). Tussen de rotatievluchten is een rotatietijd van 40 minuten gehanteerd door Lufthansa.
5.7.
Vlucht LH987 is uiteindelijk in Frankfurt aangekomen om 10:21 uur UTC met een aankomstvertraging van 76 minuten. De passagier heeft de aansluitende vlucht NH204 met schemavertrektijd 10:10 uur UTC gemist. Gelet op de totale duur van de vertraging van vlucht LH987 is niet van belang of de 14 minuten vertraging die tijdens de uitvoering van vlucht LH987 is ontstaan ook het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Ook zonder deze vertraging had de passagier de aansluitende vlucht gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH987. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht naar Tokyo gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Lufthansa heeft aangevoerd dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd (MCT) van 45 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 65 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter dient een luchtvaartmaatschappij bij het boeken van de vlucht voldoende overstaptijd in acht te nemen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen. Lufthansa heeft bij het boeken een buffer gehanteerd van 20 minuten, hetgeen voldoende wordt geacht. Bovendien kan van Lufthansa niet worden verwacht dat zij op iedere luchthaven een reservevliegtuig heeft staan. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen bespreking meer.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter