ECLI:NL:RBNHO:2020:6817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8115950 CV EXPL 19-16027
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak leidt tot afwijzing vordering passagiers

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers, die op 31 mei 2019 van Tel Aviv naar Frankfurt en vervolgens naar Amsterdam zouden vliegen, arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,00 per persoon, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding dat de luchtvaartmaatschappij niet kon beïnvloeden. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, en dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8115950 CV EXPL 19-16027
Uitspraakdatum: 19 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]beiden wonende te [woonplaats] (Israël)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 september 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers op 31 mei 2019 diende te vervoeren van Tel Aviv (Israël) naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH687 en van Frankfurt naar Amsterdam met vlucht LH1002, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LH687 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH686/687. De vertraging van vlucht LH687 is het gevolg van de latere aankomst in Tel Aviv van de voorafgaande vlucht LH686. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH686 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Lufthansa had hier geen invloed op en kon vlucht LH686, en daardoor ook vlucht LH687, enkel met vertraging uitvoeren. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De passagiers betwisten dat de vertraging te wijten is aan de CTOT wijzigingen van de voorafgaande vlucht LH686. De passagiers stellen zich op het standpunt dat er geen sprake is van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek gericht was op het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Bovendien is volgens de passagiers niet gebleken dat de besluiten van de luchtverkeersleiding op zichzelf tot de uiteindelijke vertraging van de vlucht hebben geleid en zou Lufthansa onvoldoende omdraaitijd hebben ingebouwd. Volgens de passagiers is er dan ook geen sprake van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vraag die beantwoord dient te worden is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De onderhavige vlucht maakt deel uit van de rotatievlucht LH686/687. Lufthansa heeft het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht LH686 overgelegd. Hieruit volgt dat vlucht LH686 gepland stond te vertrekken om 08:20 uur UTC. Vlucht LH686 had een vertrekvertraging van in totaal 33 minuten. Volgens het vluchtrapport is 24 minuten vertraging ontstaan wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems) en 9 minuten vertraging wegens vertragingscode 85 (
MANDATORY SECURITY). Vlucht LH686 is uiteindelijk aangekomen in Tel Aviv met een vertraging van 44 minuten. De ‘slot history’ bevestigt het standpunt van Lufthansa dat de luchtverkeersleiding reeds twee uur voor de schemavertrektijd van vlucht LH686 een nieuwe CTOT aan het toestel heeft toegekend wegens vertragingscode 81. De CTOT is nog diverse keren gewijzigd. Er is volgens Lufthansa daarom sprake van samenloop, de intrekking van de CTOT stond los van de vertraging wegens vertragingscode 85. Niet is gebleken dat Lufthansa zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval aan te merken als een van buiten komende oorzaak waarop Lufthansa geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT aan vlucht LH686 kwalificeert derhalve als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht LH687. Het volgende is daarvoor redengevend. Uit de vluchtrapportage van vlucht LH687 blijkt dat er een vertraging van 44 minuten is ontstaan wegens ‘aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector’ (vertragingscode 93). Deze vertraging is ontstaan door de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorgaande vlucht LH686. Lufthansa heeft tussen de rotatievluchten een tijd van 65 minuten gehanteerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit voldoende om eventuele vertraging te kunnen opvangen.
5.7.
Daarnaast volgt uit het vluchtrapport dat vlucht LH687 een vertraging van 13 minuten heeft opgelopen door opgelegde CTOT’s wegens vertragingscode 82 (
ATFM due to ATC STAFF EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area). Naar het oordeel van de kantonrechter betreft het een door de luchtverkeersleiding opgelegde beperking wegens capaciteitsproblemen waarop Lufthansa geen invloed had. Het besluit is daarom aan te merken als buitengewone omstandigheid. Vlucht LH687 is om 18:44 uur UTC aangekomen met een vertraging van 49 minuten. De aansluitende vlucht LH1002 had een schemavertrektijd van 19:00 uur UTC. De passagiers hebben hun overstap gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH687. Ten gevolge hiervan hebben de passagiers de aansluitende vlucht LH1002 naar Amsterdam gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. Lufthansa heeft aangevoerd dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd (MCT) van 45 minuten geldt. De passagiers had oorspronkelijk een overstaptijd van 65 minuten, zodat er een buffer van 20 minuten is gehanteerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee voldoende overstaptijd in acht genomen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen.
5.9.
Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar een andere vlucht op 1 juni 2019 toen duidelijk was dat de passagiers de aansluitende vlucht naar Amsterdam niet meer konden halen. Ten aanzien van de stelling van de passagiers dat zij niet zijn omgeboekt naar een andere vlucht ‘bij eerste gelegenheid’ oordeelt de kantonrechter als volgt. Uit de boekingsgegevens van Lufthansa blijkt dat de passagiers zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht LH986 van Lufthansa naar Amsterdam. Van Lufthansa kan niet worden gevergd dat zij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerst mogelijke vlucht uitgevoerd door Lufthansa, dan wel een dochtermaatschappij acht de kantonrechter voldoende.
5.10.
Voorts heeft Lufthansa het standpunt van de passagiers dat Lufthansa zou beschikken over een reservevliegtuig, omdat zij lid is van het samenwerkingsverband Star Alliance, gemotiveerd weersproken.
5.11.
Gelet op het voorgaande is gebleken dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. LM. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter