ECLI:NL:RBNHO:2020:6813

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8106232 CV EXPL 19-15581
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 26 juni 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 500,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming, wat hen recht zou geven op compensatie, tenzij Swiss kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, waar zij geen invloed op had. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging inderdaad het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, dat als een buitengewone omstandigheid kan worden gekwalificeerd volgens artikel 5 lid 3 van de Verordening. De rechter oordeelde dat Swiss voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet eerder naar hun eindbestemming hadden kunnen worden vervoerd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8106232 CV EXPL 19-15581
Uitspraakdatum: 29 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Swiss
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 augustus 2019 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Swiss een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagiers op 26 juni 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Zürich (Zwitserland) met vlucht LX725 en van Zürich naar Warschau (Polen) met vlucht LX1348, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LX725 is met vertraging uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Swiss, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LX725 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LX724/725. De vertraging van vlucht LX725 is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht LX724. De reden van deze vertraging is dat vlucht LX724 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Swiss had hier geen invloed op en was genoodzaakt vlucht LX724, en daardoor ook vlucht LX725, met vertraging uit te voeren. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Swiss betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagier heeft op de rolzitting van 18 december 2019 bij conclusie van repliek gereageerd. Swiss heeft hier schriftelijk op gereageerd op de zitting van 12 februari 2020. De passagier heeft zich opnieuw over de zaak uitgelaten bij conclusie van repliek van 15 januari 2020. Nu de passagier ten onrechte twee keer een conclusie heeft genomen, zal de conclusie van repliek van 15 januari 2020 buiten beschouwing worden gelaten.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
Swiss beroept zich op buitengewone omstandigheden. De passagiers stellen dat er geen sprake was van een besluit van de luchtverkeersleiding dat specifiek was gericht aan het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd. Daarnaast zijn de vluchten LX724 en LX725 later opgestegen dan de door Swiss gestelde vertrekvertraging.
5.5.
De vraag die voorligt is of Swiss met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van een besluit van de luchtverkeersleiding.
5.6.
Swiss heeft het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht LX724 overgelegd. Het vluchtrapport vermeldt twee vertragingsoorzaken, maar Swiss licht toe dat de fundamentele vertrekvertraging is gelegen in de door de luchtverkeersleiding ingetrokken CTOT. Vlucht LX724 stond gepland te vertrekken om 05:20 uur UTC. Uit de ‘slot history’ volgt dat de luchtverkeersleiding twee uur voor vertrektijd een nieuwe CTOT van 05:58 uur UTC aan het toestel toekende. De CTOT is vervolgens nog gewijzigd in 05:52 uur UTC. De ‘slot history’ vermeldt vertragingscode 83. Deze code staat voor
ATFM due to RESTRICTION AT DESTINATION AIRPORT, airport and or runway closed due to obstruction, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights.Swiss licht toe dat de luchtverkeersleiding het vertrek van het toestel tegenhield in verband met omstandigheden op de luchthaven van bestemming. Vlucht LX724 is met een vertraging van 15 minuten vertrokken. Het betreft in het onderhavige geval een besluit van de luchtverkeersleiding waarop Swiss geen invloed had. Nergens is uit gebleken dat Swiss zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Het besluit is daarom te kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht LX725. Swiss heeft het vluchtrapport van vlucht LX725 overgelegd waaruit volgt dat deze vlucht met een vertraging van 17 minuten is vertrokken wegens vertragingscode 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector). Vlucht LX725 heeft daarnaast blijkens het vluchtrapport een vertrekvertraging van 49 minuten opgelopen wegens vertragingscode 82. Deze code staat voor:
ATFM due to ATC STAFF EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area. Ook vlucht LX725 heeft restricties van de luchtverkeersleiding opgelegd gekregen. Twee uur voor de schemavertrektijd, om 05:45 uur UTC, kreeg het toestel een nieuwe CTOT van 08:27 uur UTC. Vervolgens is de Estimated Off Block Time (EOBT) gewijzigd naar 07:55 uur UTC en vervolgens naar 08:10 uur UTC. Uit de overgelegde producties blijkt dat de verwachte vertrektijd 25 minuten later is dan de schemavertrektijd van vlucht LX725, omdat het toestel – gelet op de vertraagde voorafgaande vlucht – niet op tijd klaar stond voor vertrek. De CTOT is vervolgens nog diverse keren gewijzigd wegens vertragingscodes 82 en 83. De kantonrechter oordeelt dat deze besluiten van de luchtverkeersleiding zijn te kwalificeren als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De passagiers stellen dat een overstaptijd van 55 minuten niet voldoende is wanneer vluchten een beperkte vertraging kennen. Swiss heeft als productie 6 een overzicht overgelegd waaruit de tijden tussen de verschillende gates op de luchthaven volgen. Swiss heeft nagelaten toe te lichten welke overstaptijd er in het onderhavige geval zou gelden. De kantonrechter overweegt dat uit productie 6 niet volgt wat de minimum overstaptijd (MCT) is. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 55 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter dient een luchtvaartmaatschappij bij het boeken van de vlucht voldoende overstaptijd in acht te nemen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen. Los van het feit dat onduidelijk is wat de geldende minimale overstaptijd is, geldt dat de passagier een aankomstvertraging van 60 minuten had en dat zij, ook al zou Swiss voldoende reservetijd bovenop de minimum overstaptijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen. Swiss heeft de passagier omgeboekt naar de eerst mogelijke vlucht met plaats. De passagiers betwisten dat en stelt dat Swiss haar had moeten omboeken naar een andere, snellere vlucht, te weten KL1363, LO266 of KL1365 en dat het op de weg ligt van Swiss om te bewijzen dat op die vlucht geen plaats was. Deze stelling wordt verworpen. In beginsel mag er van worden uitgegaan dat luchtvaartmaatschappijen die een passagier moeten omboeken dat doen op de eerst mogelijk beschikbare plaats op een andere vlucht. De passagiers hebben nagelaten gemotiveerd toe te lichten waarom dat in dit geval anders zou zijn. Het enkele feit dat er ook een eerdere vluchten naar Warschau gingen is daarvoor in elk geval onvoldoende. Er is dan ook niet vast komen te staan dat de passagiers eerder naar hun eindbestemming vervoerd hadden kunnen worden. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Swiss worden verwacht.
5.9.
De uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming is het gevolg van deze buitengewone omstandigheden. Gelet op het voorgaande wordt de vordering van de passagiers afgewezen. De overige verweren van Swiss behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Swiss worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Swiss.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter