ECLI:NL:RBNHO:2020:6809

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8105841 CV EXPL 19-15554
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak leidt tot afwijzing vordering compensatie

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Sarajevo naar München en vervolgens naar Amsterdam op 16 juni 2019. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming vorderde de passagier een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de vlucht LH1730 betroffen, welke de aansluitende vlucht LH1731 vertraagden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen en dat Lufthansa in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Lufthansa voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van besluiten van de luchtverkeersleiding, die buiten de invloedssfeer van de luchtvaartmaatschappij lagen. De passagier had de aansluitende vlucht gemist door deze vertraging, maar de rechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8105841 CV EXPL 19-15554
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E. Doulgeropoulos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 28 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 16 juni 2019 diende te vervoeren van Sarajevo (Bosnië en Herzegovina) naar München (Duitsland) met vlucht LH1731 en van München naar Amsterdam met vlucht LH2306, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van een buitengewone omstandigheid. Vlucht LH1731 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH1730/1731. De vertraging van vlucht LH1731 is het gevolg van de latere aankomst in Sarajevo van de voorafgaande vlucht LH1730. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH1730 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Lufthansa had hier geen invloed op en kon vlucht LH1730, en daardoor ook vlucht LH1731, enkel met vertraging uitvoeren. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Lufthansa heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De passagier betwist dat de vertraging te wijten is buitengewone omstandigheden. De passagier stelt dat de omstandigheden met betrekking tot vlucht LH1730 niet als buitengewoon mogen worden gezien en deze niet doorwerken op vlucht LH1731.
5.4.
De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit.
5.5.
Lufthansa heeft de vluchtrapporten en de ‘slot histories’ van de vluchten LH1730 en LH1731 overgelegd. De voorafgaande vlucht LH1730 stond gepland te vertrekken om 08:50 uur UTC. Uit de ‘slot history’ volgt dat deze voorafgaande vlucht om 06:57 uur UTC een nieuwe CTOT opgelegd heeft gekregen, welke CTOT vervolgens diverse keren is gewijzigd. De CTOT’s zijn opgelegd wegens vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand/capacity problems). Het betreft besluiten van de luchtverkeersleiding wegens capaciteitsproblemen waarop Lufthansa geen invloed had. Een luchtvaartmaatschappij is verplicht een toegekende CTOT op te volgen. Nergens is uit gebleken dat Lufthansa zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Deze besluiten zijn daarom te kwalificeren als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Volgens het vluchtrapport van vlucht LH1730 is 41 minuten van de totale vertraging te wijten aan voornoemde vertragingscode 81. De overige vertraging bestaat uit tien minuten vertraging wegens vertragingscode 91 (
LOAD CONNECTION, a-waiting load from another flight) en tien minuten vertraging wegens vertragingscode 34 (
SERVICING EQUIPMENT, lack of or breakdown, lack of staff, e.g. steps). Of ook deze 20 minuten vertraging het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden is niet van belang, aangezien deze vertraging er niet toe heeft geleid dat de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. Vlucht LH1730 is met een vertraging van 61 minuten vertrokken en met een vertraging van 65 minuten om 11:15 uur UTC aangekomen in Sarajevo.
5.6.
Voldoende is gebleken dat de buitengewone omstandigheid, die heeft geleid tot de aankomstvertraging van het toestel van 65 minuten, doorwerkt naar de onderhavige vlucht. Vlucht LH1731 is om 13:24 uur UTC aangekomen in München. De aansluitende vlucht naar Amsterdam had een schemavertrektijd van 13:15 uur UTC. De passagier heeft de overstap gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH1731. Ten gevolge hiervan heeft de passagier immers de aansluitende vlucht LH2306 naar Amsterdam gemist. De vertraging is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Lufthansa heeft aangevoerd dat op de luchthaven van München een minimale overstaptijd (MCT) van 30 minuten geldt. De passagier had oorspronkelijk een overstaptijd van 60 minuten. Er is bij het boeken van de vlucht voldoende reservetijd in acht genomen. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht op 16 juni 2019 toen duidelijk was dat de passagier de aansluitende vlucht naar Amsterdam niet meer kon halen. Ten aanzien van de stelling van de passagier dat zij niet is omgeboekt naar een andere vlucht ‘bij eerste gelegenheid’ oordeelt de kantonrechter als volgt. De passagier stelt dat de eerstvolgende vlucht KL1798 was. De passagier heeft echter nagelaten aan te tonen dat op deze vlucht nog plaats beschikbaar was. Gelet op het voorgaande is gebleken dat Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven derhalve geen bespreking.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 72,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter