ECLI:NL:RBNHO:2020:6753
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het CAK over de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde maximale periodebijdrage voor ondersteuning, die door het CAK was vastgesteld op € 55,97 per vier weken. Eiser stelde dat hij geen of een lagere eigen bijdrage verschuldigd was, omdat er in bepaalde periodes geen zorg was geleverd of de kwaliteit van de zorg onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat het CAK niet verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de zorg en dat eiser zich met klachten hierover tot de gemeente of zorgaanbieder moest wenden. De rechtbank concludeerde dat het CAK terecht had afgegaan op de door de gemeente en zorgaanbieder verstrekte gegevens en dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een kennelijke fout.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van eiser over de berekening van de eigen bijdrage, waarbij hij stelde dat deze te hoog was in verhouding tot zijn inkomen en dat er geen rekening was gehouden met loon- en prijsindexering. De rechtbank oordeelde dat het CAK wettelijk verplicht is om de eigen bijdrage vast te stellen op basis van de inkomensgegevens van de belastingdienst en dat het niet mogelijk is om rekening te houden met toekomstige indexeringen. Eiser's verzoek om kwijtschelding werd ook afgewezen, omdat het CAK niet bevoegd was om dit te verlenen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.