ECLI:NL:RBNHO:2020:6743

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8091554 CV EXPL 19-15073
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens naar Kiev op 19 juni 2019. Door een vertraging van de eerste vlucht, LH989, miste de passagier zijn aansluitende vlucht naar Kiev. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij langdurige vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding noopten tot het aanpassen van de vluchtplanning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie, tenzij Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De rechter oordeelde dat Lufthansa voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging van de vlucht LH989 het gevolg was van slechte weersomstandigheden, wat kwalificeert als een buitengewone omstandigheid. De passagier stelde echter dat een deel van de vertraging niet te wijten was aan deze omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat Lufthansa niet voldoende had aangetoond dat ook de resterende vertraging van 14 minuten het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Uiteindelijk werd de vordering van de passagier afgewezen, en werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8091554 CV EXPL 19-15073
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufhansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier op 19 juni 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH989 en van Frankfurt naar Kiev (Oekraïne) met vlucht LH1494, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH989 is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Kiev heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een andere vlucht en uiteindelijk meer dan drie uur later aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij vordert de passagier niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van de passagier af te wijzen. Volgens Lufthansa is de vlucht vertraagd als gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Vordening. Vlucht LH989 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht Frankfurt-Schiphol-Frankfurt met vluchten LH988 en LH989. Tijdens de uitvoering van vlucht LH988 is vertraging ontstaan door een besluit van de luchtverkeersleiding vanwege onweersbuien in Amsterdam. Vlucht LH988 stond gepland te vertrekken om 07:10 uur UTC vanuit Frankfurt. Doordat het toestel een nieuwe CTOT (Calculated Take Off Time) opgelegd kreeg van de luchtverkeersleiding is de vlucht feitelijk om 08:04 uur UTC vertrokken. Uit de Leg Information volgt dat de vertrekvertraging vanwege het weer op de plaats van bestemming 54 minuten bedraagt (vertragingscode 84). Vlucht LH989 is vervolgens met ook vertraging uitgevoerd, 55 minuten wegens de vertraagde aankomst van vlucht LH988 en 14 minuten vanwege ‘departure controle’. Voorts voert Lufthansa aan dat intrekking van het oorspronkelijke ‘slot’ en de toekenning van een nieuw ‘slot’ besluiten zijn van de luchtverkeersleiding gericht aan het vliegtuig dat de vluchten LH988 en LH989 heeft uitgevoerd. Vlucht LH989 is met een vertraging van één uur en vier minuten aangekomen in Frankfurt, waardoor de passagier onvoldoende overstaptijd had om de aansluitende vlucht te halen. Lufthansa heeft hierop geen invloed. Volgens Lufthansa is sprake van doorwerking van de buitengewone omstandigheid. Die doorwerking strekt zich volgens Lufthansa uit tot het aankomsttijdstip van de passagier op de eindbestemming. Het is voor Lufthansa niet mogelijk met deze omstandigheid rekening te houden bij het maken van de dienstregeling. Lufthansa heeft er alles aan gedaan om de gevolgen van de vertraagde vlucht te beperken, door de passagier om te boeken naar een andere vlucht.
4.2.
Lufthansa betwist voorts de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Kiev. Op grond van de Verordening is Lufthansa in beginsel gehouden de passagier hiervoor te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Dergelijke omstandigheden kunnen zich ingevolge punt 14 van de considerans van de Verordening, onder meer, voordoen in geval van slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden
.
5.3.
Lufthansa doet een beroep op buitengewone omstandigheden. De passagier stelt het volgende. De vertrekvertraging van vlucht LH988 is 54 minuten. De aankomstvertraging van deze vlucht bedraagt één uur en tien minuten. Volgens de passagier is het verschil van 16 minuten van de aankomstvertraging niet het gevolg van buitengewone omstandigheden. Voorts stelt de passagier dat de 14 minuten vertrekvertraging van vlucht LH989 die is veroorzaakt door ‘departure controle’ eveneens niet het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Dit betekent dat in totaal 30 minuten van de vertraging niet is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Juist deze 30 minuten hebben volgens de passagier geleid tot het missen van de aansluitende vlucht, aldus de passagier.
5.4.
De vraag die voorligt is of Lufhansa met de door haar overgelegde stukken en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Lufthansa heeft de Leg Information en de ‘slot history’ van de vluchten LH988 en LH989 overgelegd. Ter ondersteuning van haar standpunt dat sprake was van slecht weer verwijst Lufthansa daarnaast naar de als productie 3 overgelegde METAR messages. De kantonrechter overweegt dat Lufthansa voldoende heeft onderbouwd dat tijdens de uitvoering van vlucht LH988 sprake is geweest van slechte weersomstandigheden rond Amsterdam. Uit de ‘slot history’ van vlucht LH988 volgt dat de luchtverkeersleiding als gevolg van deze weersomstandigheden een nieuwe CTOT heeft opgelegd voor het toestel dat de rotatie LH988/989 zou uitvoeren. Dit volgt uit vertragingscode 84 (
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION). Een CTOT moet altijd worden opgevolgd door een luchtvaartmaatschappij. Vlucht LH988 vertrok volgens de Leg Information 54 minuten later dan oorspronkelijk gepland. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Niet is gebleken dat Lufthansa zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Slecht weer is een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kwalificeert als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voorts is voldoende gebleken dat de buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht. Dat vlucht LH989 vertraging heeft opgelopen door de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH988 is afdoende duidelijk geworden. Uit de Leg Information van vlucht LH989 blijkt namelijk dat er een vertraging van 55 minuten is ontstaan wegens ‘aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector’ (vertragingscode 93). Vlucht LH988 had een geplande aankomsttijd van 08:20 uur UTC. Vlucht LH989 zou conform de Log Information om 9:15 uur UTC vertrekken. De door Lufthansa gehanteerde tijd van 55 minuten tussen de rotatievluchten in is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende. Op grond van het voorgaande is de vertrekvertraging van 55 minuten het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Voorts is vlucht LH989, bovenop de vertraging van 55 minuten wegens de vertraagde voorafgaande vlucht, uitgevoerd met een vertraging van 14 minuten wegens vertragingscode 55. Deze code staat voor ‘
Departure Controle, Check-In Or Weight & Balance, Host down’. Het is aan Lufthansa om te bewijzen dat deze vertraging het gevolg zou zijn van buitengewone omstandigheden. Lufthansa heeft nagelaten de oorzaak van deze 14 minuten vertraging nader toe te lichten. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom onvoldoende gebleken dat ook het deel van 14 minuten vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vlucht LH989 had een geplande aankomsttijd van 10:20 uur UTC. De aansluitende vlucht naar Kiev stond gepland te vertrekken om 11:20 UTC. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH989. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LH1491 naar Kiev gemist.
5.9.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Tussen de twee aansluitende vluchten was een overstaptijd van 60 minuten gepland. Lufthansa heeft aangevoerd, hetgeen niet door de passagier is betwist, dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd (MCT) van 45 minuten geldt. Er was dus sprake van een reservetijd van 15 minuten bovenop de overstaptijd, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd. Dit neemt niet weg dat de passagier een vertraging van 55 minuten had die te wijten was aan een bijzondere omstandigheid en dat de passagier, ook al zou Lufthansa voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer kon halen. Lufthansa heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht op dezelfde dag toen duidelijk was dat de passagier de aansluitende vlucht naar Kiev niet meer kon halen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht.
5.10.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen bespreking meer. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter