ECLI:NL:RBNHO:2020:6729

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
8042396 CV EXPL 19-13784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden bij vertraagde vlucht en compensatieverplichting luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Amsterdam naar Frankfurt en vervolgens naar Denver op 19 juni 2019. De eerste vlucht, LH989, was vertraagd, waardoor de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht om compensatie te betalen bij langdurige vertragingen, tenzij zij kunnen aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging van vlucht LH989 het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, wat kwalificeert als een buitengewone omstandigheid volgens de Verordening. De rechter concludeerde dat Lufthansa alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie.

De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder zij vrijgesteld kunnen worden van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8042396 CV EXPL 19-13784
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mw. E. Doulgeropoulos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers op 19 juni 2019 diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt (Duitsland) met vlucht LH989 en van Frankfurt naar Denver met vlucht LH446, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH989 is vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LH989 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH988/989. De vertraging van vlucht LH989 is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht LH988. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH988 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. Lufthansa had hier geen invloed op en kon vlucht LH988, en daardoor ook vlucht LH989, enkel met vertraging uitvoeren. Daarnaast kreeg ook vlucht LH989 restricties van de luchtverkeerleiding opgelegd. De passagiers hebben hierdoor de aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar de eerstvolgende vluchten met plaats naar de eindbestemming Denver.
4.2.
Lufthansa betwist voorts buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat Lufthansa op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of Lufthansa met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg is van een besluit van de luchtverkeersleiding.
5.4.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Lufthansa het vluchtrapport van de voorafgaande vlucht LH988 overgelegd. Uit het vluchtrapport volgt dat vlucht LH988 met een vertraging van 54 minuten is vertrokken wegens vertragingscode 84. Deze code staat voor:
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION. Lufthansa heeft toegelicht dat dit betekent dat de luchtverkeersleiding het vertrek tegenhoudt in verband met het weer op de plaats van bestemming Amsterdam. In dat kader verwijst Lufthansa tevens naar de METAR inzake Amsterdam, waaruit volgt dat er in de ochtend sprake was van onweersbuien. De passagiers betwisten - onder verwijzing naar het als productie 4 bij conclusie van repliek overgelegde weerrapport - dat rond de geplande landingstijd van vlucht LH988 om 08:20 uur UTC nog sprake was van onweersbuien. De herkomst van het door de passagiers overgelegde weerrapport is onbekend, zodat dit stuk geen bewijskracht heeft. Los daarvan heeft Lufthansa tevens de ‘slot history’ van vlucht LH988 overgelegd. Hieruit volgt dat de luchtverkeersleiding twee uur voor de schemavertrektijd de oorspronkelijke CTOT van 07:10 uur UTC introk en verving voor een CTOT van 08:16 uur UTC. Vervolgens is om 05:35 uur UTC de CTOT gewijzigd naar 08:22 uur UTC, wegens vertragingscode 84. Vlucht LH988 heeft van deze CTOT gebruik gemaakt en is met een vertraging van 70 minuten gearriveerd in Amsterdam. Door Lufthansa is daarmee voldoende aangetoond dat zij restricties van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. Zij is verplicht een CTOT op te volgen en heeft hier geen invloed op. Het besluit van de luchtverkeersleiding is in het onderhavige geval dan ook te kwalificeren als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
Voldoende is gebleken dat deze buitengewone omstandigheid doorwerkt op vlucht LH989. Het door Lufthansa overgelegde vluchtrapport van de vlucht in kwestie vermeld een vertrekvertraging van 55 minuten wegens de verlate aankomst van het toestel in Amsterdam (vertragingscode 93:
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector). Daarnaast volgt uit het vluchtrapport van vlucht LH989 dat het toestel een vertrekvertraging had van 14 minuten wegens vertragingscode 55. Deze code staat voor:
DEPARTURE CONTROL. De passagiers hebben niet betwist dat dit deel van de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid. Gelet op de hoogte van de totale aankomstvertraging van 64 minuten is niet van belang of deze vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid. Ook zonder de 14 minuten vertraging hadden de passagiers de aansluitende vlucht gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LH989. Ten gevolge hiervan hebben de passagiers de aansluitende vlucht LH447 naar Denver gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen. Lufthansa heeft aangevoerd dat op de luchthaven van Frankfurt een minimale overstaptijd (MCT) van 45 minuten geldt. De passagiers hadden oorspronkelijk een overstaptijd van 70 minuten. Naar het oordeel van de kantonrechter dient een luchtvaartmaatschappij bij het boeken van de vlucht voldoende overstaptijd in acht te nemen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen. Lufthansa heeft bij het boeken een buffer gehanteerd van 25 minuten, wat voldoende wordt geacht. Lufthansa heeft de passagiers omgeboekt naar de vluchten UA933 en UA1609 met een alternatieve route via Washington Dulles naar de eindbestemming Denver. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Lufthansa worden verwacht.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren van Lufthansa behoeven geen bespreking meer.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Lufthansa worden vastgesteld op een bedrag van € 360,00 aan salaris van de gemachtigde van Lufthansa en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter