In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht op 17 november 2018. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding en slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden. De passagiers hadden een aansluitende vlucht gemist en vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 plus bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelde dat British Airways niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat de luchtverkeersleiding de oorzaak was van de vertraging en British Airways niet in staat was om deze omstandigheden te vermijden. De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.