ECLI:NL:RBNHO:2020:6705

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7849735 CV EXPL 19-8588
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de rol van de luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege de annulering van vlucht BA524 van Londen naar Madrid op 10 juli 2018. De passagier vorderde compensatie op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. British Airways betwistte de vordering en stelde dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was, maar dat dit Iberia was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways, ondanks de betwisting, als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangemerkt op basis van de boekingsbevestiging en de overeenkomst met de passagier. De rechter oordeelde dat British Airways gehouden was om compensatie te betalen, omdat er geen bewijs was dat zij zich kon beroepen op buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De vordering tot betaling van € 600,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de proceskosten, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter L.M. de Vries op 1 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849735 CV EXPL 19-8588
Uitspraakdatum: 1 juli 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 10 juli 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA433, van Londen naar Madrid (Spanje) met vlucht BA524 en van Madrid naar Panama City (Panama) met vlucht BA4227, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA524 van Londen naar Madrid is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat British Airways niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was van vlucht BA524. Op grond van artikel 2 sub b van de Verordening dient onder ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ te worden verstaan: ‘
een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijk of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier’. Vlucht BA524 werd uitgevoerd door Iberia. Uit de vliegtuigregistratie blijkt of een vlucht wordt uitgevoerd door Ibera, dan wel British Airways. Aangezien British Airways niet als uitvoerende luchtvaartmaatschappij kan worden beschouwd, is zij niet verplicht ter zake van de annulering van vlucht BA524 compensatie aan de passagier te betalen, aldus British Airways.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In geschil is of British Airways vanwege de annulering van vlucht BA524 compensatie verschuldigd is aan de passagier. Niet ter discussie staat dat de passagier een vervoersovereenkomst heeft gesloten met British Airways, met als eindbestemming Panama. British Airways voert aan dat zij niet tot voldoening van compensatie gehouden is omdat niet zij, maar Iberia als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ moet worden aangemerkt. De passagier stelt dat uit de boekingsbevestiging volgt dat vlucht BA524 werd uitgevoerd door British Airways. Voort stelt de passagier dat hij geen beschikking heeft over de vliegtuigregistratie, waardoor het voor hem onmogelijk is om te controleren of een vlucht wordt uitgevoerd door Iberia, dan wel British Airways.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit artikel 3 lid 5 van de Verordening volgt dat de Verordening van toepassing is op ‘
elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier’.
5.4.
Conform artikel 5 lid 1 aanhef en onder sub c heeft een passagier bij annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 van de Verordening bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Artikel 2 sub b van de Verordening bepaalt dat onder ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ wordt verstaan:
een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijk of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier’.
5.5.
De passagier stelt naar het oordeel van de kantonrechter terecht dat Iberia alleen het toestel leverde waarmee vlucht BA524 is uitgevoerd. Het besluit tot vaststelling van het traject en uitvoering van deze vlucht is door British Airways genomen. Op de boekingsbevestiging stond vermeld dat de vlucht werd uitgevoerd door British Airways. British Airways heeft dit niet, althans onvoldoende betwist.
5.6.
Los van het feit dat British Airways een vervoersovereenkomst met de passagier heeft gesloten, kan British Airways ook op grond van voorgaande overwegingen aangemerkt worden als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ in de zin van artikel 2 sub b van de Verordening. Dit is in lijn met het doel van de Verordening om een hoog niveau van bescherming van de passagier te waarborgen. Op deze wijze kan worden gegarandeerd dat de vervoerde passagiers schadeloos worden gesteld of worden verzorgd, zonder dat rekening behoeft te worden gehouden met de afspraken die met het oog op de daadwerkelijke uitvoering van de vlucht zijn gemaakt tussen de luchtvaartmaatschappij die het besluit tot uitvoering van de betrokken vlucht heeft genomen, en een andere luchtvaartmaatschappij.
5.7.
Vast staat dat vlucht BA524 is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening en British Airways geen beroep op een buitengewone omstandigheid heeft gedaan, is British Airways gehouden compensatie aan de passagier te voldoen.
5.8.
Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Naar het oordeel van de kantonrechter is door de passagier onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat zij voor het merendeel ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter