ECLI:NL:RBNHO:2020:6704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7849685 CV EXPL 19-8581
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht BA437 door British Airways

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens vertraging van vlucht BA437 op 23 december 2018 van Amsterdam naar Londen Heathrow. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. British Airways betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat British Airways onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier recht had op compensatie, aangezien een andere passagier op dezelfde vlucht wel was gecompenseerd. De vordering tot betaling van de compensatie werd toegewezen, evenals de proceskosten. De kantonrechter veroordeelde British Airways tot betaling van € 600,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7849685 CV EXPL 19-8581
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: British Airways
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 1 mei 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier op 23 december 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen Heatrow (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA437. Vervolgens zou de passagier door Srilankan Airlines van Londen Heatrow naar Colombo (Sri Lanka) worden vervoerd met vlucht UL504. De reis van Amsterdam naar Colombo wordt hierna aangeduid als de vlucht.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht BA437, hierna: de vlucht, op 23 december 2018 om 18.25 uur (lokale tijd) vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 18.40 uur (lokale tijd) arriveren op London-Heathrow. Vlucht UL504 zou om uur lokale tijd vertrekken vanaf London-Heathrow en op 24 december 2018 om 16.50 uur (lokale tijd) arriveren in Colombo.
2.3.
Vlucht BA437 is vertraagd uitgevoerd. De passagier is met meer dan drie uur vertraging aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. De vertraging van vlucht BA437 is het gevolg van ontstane vertragingen op voorgaande vluchten met hetzelfde toestel. De voornaamste reden van de vertraging is dat het toestel instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen, welke instructies zijn opgelegd wegens slechte weersomstandigheden. British Airways kan geen invloed uitoefenen op de weersomstandigheden en evenmin op de als gevolg hiervan genomen beslissingen van de luchtverkeersleiding. Zij kon vlucht BA437 enkel met vertraging uitvoeren. British Airways heeft alle redelijke maatregelen getroffen om nadelige gevolgen van de door buitengewone omstandigheden ontstane vertraging voor de passagier te beperken.
4.2.
Voorts heeft British Airways betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Door British Airways is niet betwist dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is gearriveerd op de eindbestemming. Nu dit als vaststaand kan worden aangenomen is British Airways in beginsel op grond van de Verordening gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
British Airways voert aan dat vlucht BA437 vertraagd is uitgevoerd doordat daaraan voorafgaande vluchten restricties opgelegd hebben gekregen door de luchtverkeersleiding wegens (verwachte) slechte weersomstandigheden. Ter onderbouwing van haar verweer heeft British Airways onder meer een onderzoeksrapport van vlucht BA437 en het Heatrow Operational Efficiency Cell-rapport (HOEC) van 22 december 2018 overgelegd. Het HOEC-rapport ziet op de weersverwachting van 23 december 2018, de datum van de vlucht. Uit het rapport volgt de voorspelling dat er in de loop van de volgende middag sprake zou zijn van ‘high approach winds’, ‘low clouds’ en ‘hill fog’. Dit was voor de luchtverkeersleiding aanleiding om beperkingen op het aantal landende toestellen aan te brengen. Dat de voorspelde weersverwachtingen zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan blijkt volgens British Airways uit de overgelegde METAR data. Het slechte weer heeft geleid tot vergaande beperkingen. Voorts heeft British Airways aangevoerd dat uit het overgelegde Traffic Manager’s Log, het Aircraft Tour Report GEUXC en het Central Flow Management Unit (CFMU)-rapport van 23 december 2018 volgt dat de luchtverkeersleiding het aantal vluchten dat die dag mocht landen en opstijgen op de luchthaven van Londen Heathrow heeft beperkt tot 36 vluchten per uur, in tegenstelling tot een aantal van 45-48 vluchten onder normale omstandigheden.
5.4.
Voorafgaand aan vlucht BA437 zou het toestel (met registratiekenmerk: GEUXC) een viertal andere vluchten uitvoeren. British Airways verwijst voor een overzicht van de vluchten naar productie A4. Alle vijf vluchten liepen vanwege beslissingen van het luchtverkeersbeheer vertraging op hetgeen blijkt uit de CFMU logs afkomstig van het luchtverkeersbeheer (productie A5). Alle vluchten kregen te maken met zogenaamde
slot delaysvan het luchtverkeersbeheer. Als gevolg van de vertragingen van de voorafgaande vluchten, kreeg BA437 te maken met een
rotational delayvan 79 minuten. Het taxiën naar de startbaan duurde 19 minuten (5 minuten langer dan normaal) en ook de vliegtijd was 12 minuten langer dan gepland, hetgeen duidt op
air holding delay.De vlucht is met een vertraging van 90 minuten bij de gate aangekomen, waardoor de passagier onvoldoende tijd had om haar aansluitende vlucht te halen. Van deze vertraging is 29 minuten vertraging aan de luchtvaartmaatschappij te wijten, zo stelt British Airways.
Slot delaysopgelegd door het luchtverkeersbeheer, zijn bindende instructies aangaande het tijdsbestek waarbinnen een vlucht mag opstijgen, waar British Airways gehoor aan moet geven. British Airways kan dergelijke instructies van de luchtverkeersleiding niet voorkomen en zij heeft voorts alles gedaan wat redelijkerwijs van haar gevergd kon worden om de vertraging te voorkomen, aldus British Airways.
5.5.
De vraag die voorligt is of British Airways met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van vlucht BA437 in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van vertraging van voorgaande vluchten ten gevolge van instructies van de luchtverkeersleiding, die de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd.
5.6.
De kantonrechter stelt vast dat productie A1 van British Airways bestaat uit een intern rapport en METAR data. British Airways heeft simpelweg verwezen naar de productie A1, zonder nader toe te lichten op welke passages uit het rapport zij een beroep doet, noch licht zij toe wat uit de METAR data blijkt. In het interne rapport is weliswaar beschreven wat volgens British Airways de oorzaak van de vertraging is, zoals ook weergegeven in rechtsoverweging 4.4 met een verwijzing naar de overige stukken, maar een concrete onderbouwing wat uit dit stuk dan wel wat uit de overige overgelegde stukken zou moeten blijken, ontbreekt. Zo heeft British Airways de CFMU logs van de voorafgaande vluchten en de vlucht in kwestie overgelegd, maar laat zij vervolgens na per vlucht aan te geven wat de vertragingsoorzaak is geweest en tot hoeveel minuten vertraging een bepaalde oorzaak heeft geleid. De kantonrechter is hierdoor niet in staat om te beoordelen of en zo ja hoeveel vertraging is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om zelfstandig in de stukken te zoeken naar de onderbouwing van het verweer van British Airways ten aanzien van de gestelde buitengewone omstandigheden. British Airways heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Daarnaast heeft British Airways niet weersproken dat een andere passagier op dezelfde vlucht wel is gecompenseerd. Gelijke gevallen dienen gelijk behandeld te worden. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening British Airways, omdat zij voor het merendeel ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2018 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter