ECLI:NL:RBNHO:2020:6700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7821136 CV EXPL 19-7806
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens vertraging van zijn vlucht op 1 september 2018. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en stelde dat Swiss aansprakelijk was voor deze vertraging. Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk restricties opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege een luchtshow op de luchthaven van Zürich.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, Swiss moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat Swiss niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagier had zijn aansluitende vlucht gemist door de vertraging, maar de rechter concludeerde dat Swiss de passagier had omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht, wat voldoende was. Uiteindelijk werd de vordering van de passagier afgewezen en werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om aan te tonen dat buitengewone omstandigheden daadwerkelijk van invloed waren op de vlucht. De rechter heeft de vordering van de passagier afgewezen en de proceskosten voor zijn rekening gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7821136 CV EXPL 19-7806
Uitspraakdatum: 17 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Swiss
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2019 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Swiss een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagier op 1 september 2018 diende te vervoeren van Malaga (Spanje) naar Zürich (Zwitserland) met vlucht LX2115 en van Zürich naar Amsterdam met vlucht LX736, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Swiss, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LX2115 maakte onderdeel uit van de rotatievlucht LX2114/2115. De voorafgaande vlucht LX2114 was tijdig gereed voor vertrek, maar mocht niet vertrekken, omdat zij restricties opgelegd had gekregen van de luchtverkeersleiding. De reden van deze restricties was de tijdelijke sluiting van de luchthaven van Zürich in verband met de luchtshow ‘Patrouille Suisse’. De luchtverkeersleiding legde het toestel een nieuwe CTOT op, welke CTOT nog diverse keren is gewijzigd. Er was sprake van een oncontroleerbare situatie, die Swiss niet kon voorkomen of beperken. Swiss was genoodzaakt om vlucht LX2114, en tevens vlucht LX2115, met vertraging uit te voeren. Zij heeft de passagier voor de gemiste aansluitende vlucht omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats op 2 september 2018. Aangezien vlucht LX736 de laatste vlucht van de dag naar Amsterdam was, was er geen sneller vervoer mogelijk, zo voert Swiss aan.
4.2.
Voorts betwist Swiss buitengerechtelijke kosten aan de passagier verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
Swiss beroept zich op buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of Swiss met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was een besluit van de luchtverkeersleiding waarop Swiss geen invloed had.
5.4.
Swiss heeft het vluchtrapport van de voorafgaande vlucht LX2114 overgelegd. Hieruit volgt een vertrekvertraging van 87 minuten wegens vertragingscode 89. Deze code staat voor
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and or runway closed due to obstruction or weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights. Onder verwijzing naar het dagrapport van de luchthaven van Zürich voert Swiss aan dat de reden van de restricties is gelegen in de luchtshow van ‘Patrouille Suisse’. De luchthaven van Zürich is tussen 12:16 uur en 12:56 uur UTC voor landend vliegverkeer gesloten geweest en tussen 12:19 uur en 12:50 uur UTC konden vluchten niet opstijgen. De ‘slot history’ van vlucht LX2114 vermeldt dat twee uur voor de schemavertrektijd een nieuwe CTOT aan het toestel werd toegekend. De CTOT is vervolgens nog diverse keren door de luchtverkeersleiding gewijzigd. Uit vertragingscode 82 (
ATFM due to ATC STAFF EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage, equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighbouring area) en vertragingscode 81 (
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND CAPACITY, standard demand capacity problems) volgt dat de restricties zijn opgelegd wegens capaciteitsproblemen. Het besluit van de luchtverkeersleiding wegens deze capaciteitsproblemen valt in beginsel aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Swiss is verplicht een opgelegde CTOT op te volgen.
5.5.
De kantonrechter constateert voorts dat uit de ‘slot history’ blijkt dat de bemanning van het toestel rond 13:17 uur UTC een nieuwe vertrektijd heeft aangevraagd. De EOBT (Estimated Off Block Time) is gewijzigd van de oorspronkelijke vertrektijd van 12:15 uur UTC naar 13:19 uur UTC. De vertraging die is ontstaan doordat Swiss zelf om een nieuwe CTOT heeft gevraagd is niet ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. Op het moment dat Swiss een nieuwe EOBT aanvroeg was de vertraging echter al ruim één uur. De passagier had slechts 45 minuten overstaptijd op de luchthaven van Zürich, zodat vaststond dat hij zijn aansluitende vlucht zou missen. Het verzoek van de bemanning om een nieuwe CTOT, wat daarvan ook de reden is geweest, is daarom niet relevant in dit verband.
5.6.
Voldoende is gebleken dat de buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht. Het volgende is daarvoor redengevend. In ieder geval is 60 minuten van de vertraging op de voorafgaande vlucht LX2114 ontstaan door een buitengewone omstandigheid.. Uit de vluchtrapportage van vlucht LX2115 blijkt dat er een vertraging van 75 minuten is ontstaan wegens ‘aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector’ (vertragingscode 93), waarvan dus in ieder geval 60 minuten doorwerkt naar de onderhavige vlucht. Daarnaast was sprake van twee vertragingsoorzaken (vertragingscode 5 en vertragingscode 89) elk met een duur van 5 minuten. Niet van belang is of deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden, aangezien de passagier ook zonder deze vertraging zijn aansluitende vlucht zou hebben gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LX2115. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LX736 naar Amsterdam gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming is dus het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen, dan wel beperken. Swiss voert aan dat de aansluitende vlucht LX736 reeds was vertrokken toen vlucht LX2115 met een vertraging van 73 minuten in Zürich arriveerde. Met Swiss is de kantonrechter van oordeel dat niet van Swiss kan worden gevergd dat zij een reservetijd bovenop de instaptijd hanteert waarmee een vertraging van 73 minuten kan worden opgevangen. Swiss heeft de passagier omgeboekt naar een andere vlucht op 2 september 2018, omdat de oorspronkelijke vlucht LX736 de laatste vlucht naar Amsterdam op 1 september 2018 was. Ten aanzien van de stelling van de passagier dat er vier eerdere alternatieven waren oordeelt de kantonrechter dat de passagier niet heeft aangetoond dat er op deze vluchten plaats was. Bovendien kan van een luchtvaartmaatschappij niet worden gevergd dat zij alle vluchten van alle luchtvaartmaatschappijen van die dag aan de passagier aanbiedt. Het omboeken van de passagier naar een vlucht van Swiss dan wel een dochtermaatschappij van Swiss acht de kantonrechter voldoende. Gelet hierop heeft Swiss alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te beperken. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Swiss worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Swiss en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter