ECLI:NL:RBNHO:2020:6699

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7820946 CV EXPL 19-7798
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens vertraging van zijn vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Swiss voor een reis van Amsterdam naar Zürich en vervolgens naar Moskou op 25 april 2018. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming vorderde de passagier compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een wijziging van de Calculated Take Off Time (CTOT) door de luchtverkeersleiding, die Swiss niet kon voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen en dat Swiss in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Swiss heeft bewijs geleverd dat de vertraging van de voorafgaande vlucht LX724, die een CTOT wijziging onderging door weersomstandigheden, doorwerkte naar de vlucht LX725 van de passagier. De kantonrechter oordeelde dat Swiss voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier daarom werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan Swiss, aangezien de passagier ongelijk kreeg.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen om vertragingen te voorkomen, vooral wanneer zij zich beroepen op buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7820946 CV EXPL 19-7798
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Spanje)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Swiss
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2019 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Vervolgens heeft de passagier een akte genomen. Swiss heeft hierop bij antwoordakte gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagier op 25 april 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Zürich (Zwitserland) met vlucht LX725 en van Zürich naar Moskou (Rusland) met vlucht LX1326, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Swiss, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van doorwerking van een buitengewone omstandigheid. Vlucht LX725 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LX724/725. De voorafgaande vlucht LX724 moest een besluit van de luchtverkeersleiding opvolgen. Al twee uur voor de schemavertrektijd van vlucht LX724 kreeg het toestel een nieuwe CTOT (Calculated Take Off Time) door de luchtverkeersleiding opgelegd. Deze CTOT is vervolgens nog diverse keren gewijzigd. Er was sprake van een oncontroleerbare situatie, die Swiss niet kon voorkomen of beperken. Swiss kon niet anders dan de vluchten LX724 en LX725 met vertraging uitvoeren. De buitengewone omstandigheden werken volgens Swiss dan ook door naar het tijdstip waarop de passagier in Moskou aankwam. Swiss heeft de passagier omgeboekt toen duidelijk was dat de passagier de overstap niet meer kon halen.
4.2.
Voorts betwist Swiss buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op de in de laatste akte van de passagier opgenomen inhoudelijke reactie die niet ziet op de door Swiss in haar laatste conclusie overgelegde producties. De passagier is door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten, maar niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
Swiss beroept zich op buitengewone omstandigheden. De passagier betwist dit standpunt en stelt dat de vertraging van een voorafgaande vlucht niet automatisch hoeft door te werken naar de onderhavige vlucht. De vraag die voorligt is of Swiss met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van (de doorwerking van) een door de luchtverkeersleiding genomen besluit.
5.5.
Uit het door Swiss als productie 1 overgelegde vluchtrapport van de voorafgaande vlucht LX724 volgt dat er sprake was van een vertrekvertraging van 78 minuten wegens vertragingscode 84. Deze code staat voor
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION.De ‘slot history’ van deze voorafgaande vlucht bevestigt dat door de luchtverkeersleiding een nieuwe CTOT aan het toestel is toegekend wegens weersbeperkingen op de plaats van aankomst. Om 05:20 uur lokale tijd, twee uur voor de schemavertrektijd van vlucht LX724 is een nieuwe CTOT opgelegd, welke CTOT nog diverse keren is gewijzigd. Vlucht LX724 heeft de CTOT van 08:55 uur lokale tijd gebruikt en is om 10:20 uur lokale tijd aangekomen met een vertraging van 80 minuten. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een andere CTOT is een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. Niet is gebleken dat Swiss zelf om een andere CTOT heeft verzocht. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het besluit van de luchtverkeersleiding te kwalificeren is als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de onderhavige vlucht LX725. Swiss verwijst naar het vluchtrapport van vlucht LX725 waaruit volgt dat deze vlucht een vertrekvertraging had van 75 minuten vanwege de vertraagde aankomst van vlucht LX724. Het vluchtrapport meldt vertragingscode 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector). Hieruit is voldoende gebleken dat de buitengewone omstandigheid doorwerkt naar vlucht LX725. De kantonrechter overweegt dat daarnaast niet van Swiss kan worden geëist dat zij een dusdanige reservetijd tussen de rotatievluchten in acht neemt om een vertraging van 75 minuten op te vangen.
5.7.
Uit het vluchtrapport van vlucht LX725 blijkt dat vijf minuten van de totale vertrekvertraging van 80 minuten andere oorzaken kent. Of deze vijf minuten vertrekvertraging van vlucht LX725 het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden is niet van belang, nu deze vertraging niet de oorzaak is van het missen van de aansluitende vlucht. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist vanwege de langdurige vertraging van 75 minuten. Vlucht LX725 is om 12:17 uur lokale tijd gearriveerd met een aankomstvertraging van 67 minuten. De aansluitende vlucht LX1326 had een schemavertrektijd van 12:20 uur lokale tijd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg van de vertraagde vlucht LX725. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LX1326 naar Moskou gemist. De vertraging is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Voorts is van belang of Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. Swiss heeft aangevoerd dat de passagier om 12:17 uur lokale tijd aankwam in Zürich. De overstap naar vlucht LX1326 was niet meer mogelijk. De kantonrechter stelt vast dat er bij het boeken van de vlucht een overstaptijd van 70 minuten is gehanteerd. De minimale overstaptijd op de luchthaven van Zürich bedraagt 40 minuten. Er was dus sprake van een reservetijd van 30 minuten, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt geacht. Swiss heeft de passagier omgeboekt naar de vluchten LH1191 (Zürich – Frankfurt) en LH1452 (Frankfurt – Moskou) waarmee de passagier om 23:10 uur lokale tijd in Moskou is aangekomen.
5.9.
Swiss heeft het standpunt van de passagier dat Swiss zou beschikken over een reservevliegtuig in Amsterdam, omdat zij lid is van het samenwerkingsverband Star Alliance, gemotiveerd weersproken.
5.10.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken dat Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Swiss behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Swiss worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Swiss en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter