ECLI:NL:RBNHO:2020:6698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
7820909 CV EXPL 19-7795
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheid in luchtvaartzaak leidt tot afwijzing vordering compensatie

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens vertraging van zijn vlucht op 11 februari 2018. De passagier vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een besluit van de luchtverkeersleiding dat de voorafgaande vlucht had vertraagd. De kantonrechter oordeelde dat Swiss voldoende had aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat Swiss alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet had aangetoond dat hij sneller naar zijn eindbestemming had kunnen worden vervoerd. De vordering van de passagier werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7820909 CV EXPL 19-7795
Uitspraakdatum: 24 juni 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D. E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines A.G.
gevestigd te Bazel (Zwitserland) en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Swiss
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2019 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven. Vervolgens heeft de passagier nog een akte genomen. Swiss heeft hierop bij antwoordakte gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagier op 11 februari 2018 diende te vervoeren van Amsterdam naar Zürich (Zwitserland) met vlucht LX725 en van Zürich naar Moskou (Rusland) met vlucht LX1326, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Swiss, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van (doorwerking) van een buitengewone omstandigheid. Vlucht LX725 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LX724/725. De voorafgaande vlucht moest een besluit van de luchtverkeersleiding opvolgen en is daardoor vertraagd uitgevoerd. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke CTOT (Calculated Take Off Time) ingetrokken en een nieuwe CTOT aan het toestel toegekend. De vertraagde uitvoering van vlucht LX724, en daardoor ook van vlucht LX725, kon niet worden voorkomen door Swiss. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht naar Moskou gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Voorts betwist Swiss buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op de opmerkingen in de laatste akte van de passagier die niet zien op de door Swiss in haar conclusie van dupliek overgelegde producties. De passagier is enkel in de gelegenheid gesteld om zich over die producties uit te laten en niet om het in de eerdere twee schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
5.3.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
Swiss doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Beoordeeld dient te worden of Swiss met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van een door de luchtverkeersleiding genomen besluit.
5.5.
Swiss voert aan dat vlucht LX725 onderdeel uitmaakt van de rotatievlucht LX724/725. Doordat de voorafgaande vlucht LX724 met vertraging is uitgevoerd, meent Swiss dat zij genoodzaakt was om ook vlucht LX725 vertraagd uit te voeren. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Swiss het vluchtrapport en de ‘slot history’ van vlucht LX724 overgelegd. Vlucht LX724 stond gepland te vertrekken om 06:20 uur UTC. Uit het vluchtrapport volgt een vertrekvertraging van 55 minuten wegens vertragingscode 84 (
ATFM due to WEATHER AT DESTINATION) en een vertraging van 9 minuten wegens vertragingscode 85 (
MANDATORY SECURITY). De ‘slot history’ ondersteunt het standpunt van Swiss dat zij een besluit van de luchtverkeersleiding moest opvolgen. De luchtverkeersleiding kende al twee uur voor de schemavertrektijd, om 04:20 uur UTC, een nieuwe CTOT aan het toestel toe. De CTOT is vervolgens nog diverse keren gewijzigd wegens slechte weersomstandigheden op de plaats van bestemming. Niet is gebleken dat Swiss zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Een luchtvaartmaatschappij is altijd verplicht om een CTOT op te volgen. In de onderhavige situatie is het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT derhalve aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht LX724 is uiteindelijk om 09:07 uur UTC aangekomen, met een aankomstvertraging van 57 minuten.
5.6.
Er was sprake van een buitengewone omstandigheid, als gevolg waarvan een vertrekvertraging van één uur en vier minuten is ontstaan. Gelet op het feit dat de onderhavige vlucht deel uitmaakt van een rotatievlucht en de buitengewone omstandigheid zich heeft voorgedaan op de voorafgaande vlucht LX724, werkt deze omstandigheid door op de onderhavige vlucht. Uit het vluchtrapport van vlucht LX725 volgt dat de vlucht een vertrekvertraging had van 52 minuten wegens de vertraagde aankomst van de voorafgaande vlucht (vertragingscode 93). Vlucht LX725 arriveerde om 11:25 uur UTC met een aankomstvertraging van één uur en vijf minuten. De aansluitende vlucht had een geplande vertrektijd van 11:20 uur UTC. De passagier kon de overstap niet meer halen. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is het directe gevolg geweest van de vertraagde vlucht LX725. Ten gevolge hiervan heeft de passagier de aansluitende vlucht LX1326 naar Moskou gemist. De uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen. De passagier stelt dat de geplande tijd van 40 minuten tussen de rotatievluchten LX724 en LX725 onvoldoende is om een vertraging van voorgaande vluchten, dat uit eventuele buitengewone omstandigheden kan voortvloeien, op te vangen. Swiss heeft dit betwist en aangevoerd dat de vertrekvertraging van 64 minuten onvermijdelijk doorwerkt en een nog ruimere marge de passagier niet had gebaat. De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het hanteren van een langere omdraaitijd - gelet op de aankomstvertraging van 57 minuten - de vertraging op de eindbestemming had kunnen voorkomen.
5.8.
De vraag of er bij het boeken van de vlucht voldoende overstaptijd in acht is genomen om eventuele vertragingen op te kunnen vangen maakt de beslissing niet anders. Swiss heeft bij het boeken van de vlucht een overstaptijd van 60 minuten gehanteerd. De minimale overstaptijd op de luchthaven van Zürich bedraagt 40 minuten. Er was dus sprake van een reservetijd van 20 minuten, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. Swiss heeft de passagier omgeboekt naar vlucht LX1324 toen duidelijk was dat de passagier de aansluitende vlucht naar Moskou niet meer kon halen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van Swiss worden verwacht.
5.9.
Ten aanzien van de stelling van de passagier dat zij niet is omgeboekt naar een andere vlucht ‘bij eerste gelegenheid’ oordeelt de kantonrechter als volgt. De passagier stelt dat vlucht SU2483 om 13:36 uur lokale tijd vanuit Zürich vertrok en om 20:06 uur lokale tijd in Moskou aankwam. Dit is meer dan vier uur eerder dan de aankomst van vlucht LX1324. De passagier heeft echter nagelaten aan te tonen dat op deze vlucht voor haar nog plaats was, zodat niet vast is komen te staan dat de passagier sneller naar de eindbestemming vervoerd had kunnen worden.
5.10.
Voorts heeft Swiss het standpunt van de passagier dat Swiss zou beschikken over een reservevliegtuig, omdat zij lid is van het samenwerkingsverband Star Alliance, gemotiveerd weersproken.
5.11.
Gelet op het voorgaande is gebleken dat Swiss alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier zal dan ook worden afgewezen. De overige verweren van Swiss behoeven derhalve geen bespreking.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Swiss worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Swiss en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter