ECLI:NL:RBNHO:2020:6693
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake griffierecht bij aanvraag bijzondere bijstand
Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. De eiser had op 27 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 24 april 2020, die betrekking had op de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor het griffierecht van een beroepschrift bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier eiser op 8 mei 2020 en opnieuw op 6 juni 2020 heeft aangeschreven, maar dat eiser niet tijdig heeft gereageerd of het griffierecht heeft betaald.
Aangezien eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.