ECLI:NL:RBNHO:2020:6670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
7573554 CV FORM 19-2572
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door Ryanair en bewijsvoering van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en Ryanair DAC. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dublin op 5 maart 2018. Deze vlucht werd uitgevoerd met een vertraging van meer dan drie uur, waarna de passagier compensatie eiste op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair weigerde echter om deze compensatie te betalen, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een technisch mankement aan de automatische piloot van het vliegtuig.

De kantonrechter oordeelde dat het aan Ryanair was om voldoende bewijs te leveren van deze buitengewone omstandigheden. Ryanair had echter geen enkel bewijsstuk overgelegd ter onderbouwing van haar verweer. De rechter stelde vast dat de luchtvaartmaatschappij niet had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen. Hierdoor faalde het verweer van Ryanair en werd de vordering van de passagier toegewezen.

De kantonrechter veroordeelde Ryanair tot betaling van € 250,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast werd Ryanair ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van Ryanair, die de verplichting tot betaling van proceskosten uitsloten, als oneerlijk moesten worden aangemerkt en buiten toepassing dienden te blijven. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier, en er stond geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7573554 \ CV FORM 19-2572
Uitspraakdatum: 19 februari 2020
Beschikking in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
verder te noemen: de passagier,
gemachtigde: mr. D.E. Lof,
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Ryanair DAC,
gevestigd te Dublin (Ierland),
verwerende partij,
verder te noemen: Ryanair,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 27 februari 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 8 april 2019;

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Ryanair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Ryanair de passagier op 5 maart 2018 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Dublin (Ierland) met vlucht FR 3105 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is met een vertraging van meer dan drie uur uitgevoerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Ryanair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Ryanair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt Ryanair te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat Ryanair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door Ryanair van de wettelijke rente.
3.4.
Ryanair betwist de verschuldigdheid van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Dublin, zodat Ryanair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Ryanair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
Ryanair heeft aangevoerd dat zich bij de uitvoering van de vlucht een technisch mankement met betrekking tot de automatische piloot heeft voorgedaan. Om de vliegveiligheid te garanderen was het niet mogelijk om de vlucht tijdig uit te voeren, aldus Ryanair. Dit is volgens Ryanair een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van Ryanair en waarop zij geen invloed kan uitoefenen. Verder voert Ryanair aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging zoveel mogelijk te beperken. Zij heeft getracht het toestel zo spoedig mogelijk te laten repareren. Ryanair heeft, zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, niet kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheid waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidde. Zij is daarom niet gehouden om compensatie aan de passagiers te betalen, aldus nog steeds Ryanair.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat Ryanair geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van de door haar aangevoerde buitengewone omstandigheid. Uitgangspunt is dat de luchtvaartmaatschappij de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden dient aan te tonen. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om voldoende gegevens en onderbouwing te verstrekken opdat de kantonrechter een oordeel kan vormen. Ryanair heeft dat nagelaten. Derhalve faalt het verweer van Ryanair. De kantonrechter komt daardoor niet toe aan de beoordeling van de vraag of Ryanair deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
4.5.
Nu Ryanair voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
Ryanair voert vervolgens aan dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is om de door de passagier gevorderde proceskosten te voldoen. De kantonrechter overweegt dat bij beschikkingen van 22 januari 2020 ( 7573474/ CV FORM 19-2569 en 7526665 CV FORM 19-1756) is geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair is door de kantonrechter vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven. Derhalve komen de proceskosten voor rekening van Ryanair omdat deze ongelijk krijgt.
4.7.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Ryanair tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 5 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Ryanair tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 81,00 aan griffierecht en € 36,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open