ECLI:NL:RBNHO:2020:6668

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
7647135 CV EXPL 19-3933
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van aansluitende vluchten door British Airways

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Londen, die hen verhinderde om hun aansluitende vlucht naar Miami te halen. De passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben op 20 december 2017 een vervoersovereenkomst gesloten met British Airways voor de vlucht BA 429. Deze vlucht vertrok met aanzienlijke vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht met Virgin Atlantic misten. British Airways heeft geweigerd compensatie te betalen, met als argument dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat de passagiers hun vlucht niet rechtstreeks bij hen hadden geboekt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers 44,5 uur later dan gepland in Miami zijn aangekomen. De rechter oordeelde dat British Airways verantwoordelijk is voor de vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Londen, ongeacht het feit dat de aansluitende vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. De kantonrechter verwierp het verweer van British Airways over buitengewone omstandigheden, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de vertraging uitsluitend door deze omstandigheden was veroorzaakt.

De vordering tot betaling van compensatie werd toegewezen, evenals een deel van de extra gemaakte kosten. De kantonrechter oordeelde dat British Airways de passagiers een bedrag van € 3.622,52 en £211,68 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan British Airways opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7647135 \ CV EXPL 19-3933
Uitspraakdatum: 26 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2] ,

pro se en handelend in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
allen wonende te [woonplaats] ,

3. [passagier sub 3] ,

4. [passagier sub 4] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. M.H.J. Janssen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc.,
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk), mede kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: British Airways,
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 maart 2019 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers op 20 december 2017 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol naar Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA 429. Vervolgens zouden de passagiers aansluitend met vlucht VS5 door Virgin Atlantic van Londen Heathrow naar Miami (Verenigde Staten) vervoerd worden.
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zouden de passagiers op 20 december 2017 om 10:25 uur lokale tijd met vlucht BA 429 vertrekken uit Amsterdam-Schiphol en om 10:50 uur lokale tijd in Londen Heathrow arriveren. Vervolgens zouden de passagiers met vlucht VS 5 om 12:25 uur lokale tijd verder vliegen naar Miami, alwaar zij om 17:10 uur lokale tijd op 20 december 2017 zouden aankomen.
2.3.
Vlucht BA 429 is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht van Londen Heathrow naar Miami gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vliegreis van Londen Gatwick via Orlando (Verenigde Staten) naar Miami op 21 december 2017. Omdat de vlucht van Londen Gatwick naar Orlando eveneens met vertraging werd uitgevoerd, hebben de passagiers opnieuw hun aansluitende vlucht naar Miami gemist. De passagiers zijn uiteindelijk per taxi van Orlando naar Miami vervoerd.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging van vlucht BA 429 (hierna: de vlucht).
2.5.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
De passagiers sub 1 en sub 2 zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.076,03, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 532,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op terugbetaling van extra gemaakte (verzorgings)kosten ter hoogte van € 476,03.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de passagiers blijkens de overgelegde boekingsbevestiging vluchten hebben geboekt via Virgin Atlantic en dat de vlucht van Londen naar Miami ook door die luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd. Nu, beide luchtvaartvaartmaatschappijen geen partners van elkaar zijn, maar elkaar beconcurreren, valt zonder toelichting niet in te zien waarom British Airways verantwoordelijk is voor de opgelopen vertraging van de passagiers als gevolg van het missen van de aansluitende vlucht met Virgin Atlantic. De passagiers hebben daarom niet voldaan aan hun stelplicht.
4.2.
Subsidiair doet British Airways een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat vanwege slechte weersomstandigheden door “Air Traffic Control” vanaf 07:25 uur een zogenaamde “
slot delay” werd opgelegd aan vlucht BA 429. De uiteindelijk door de luchtverkeersleiding toegewezen vertrektijd was 11:02 uur waardoor het toestel met 100 minuten vertraging van de gate vertrok en met een aankomstvertraging van 87 minuten in Londen arriveerde. Voorts voert British Airways aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Daarbij licht zij toe dat een vervangend toestel onderworpen zou worden aan dezelfde weersverstoring en de naar aanleiding daarvan opgelegde restricties van de luchtverkeersleiding, zodat het in dit geval nutteloos was om een reservetoestel in te zetten.
4.3.
Ten aanzien van de door de passagiers extra gemaakte kosten voert British Airways aan dat iedere onderbouwing van die kosten ontbreekt, zij betwist daarom dat die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ten slotte voert British Airways verweer tegen de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de passagiers 44,5 uur later dan gepland in Miami zijn gearriveerd. British Airways heeft aangevoerd dat de passagiers hun vliegreis niet bij British Airways hebben geboekt, maar bij luchtvaartmaatschappij Virgin Atlantic en dat de tweede vlucht van Londen naar Miami ook door die luchtvaartmaatschappij werd uitgevoerd, zodat British Airways niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de vertraagde aankomst van de passagiers in Miami. Als reactie daarop hebben de passagiers, onder verwijzing naar het Wegener-arrest van het Hof (ECLI:EU:C:2018:361), gesteld dat de rechtstreeks aansluitende vluchten in het kader van één enkele boeking zijn aangekocht en daarom één geheel vormen. Voor de beantwoording van de vraag of compensatiebetaling (in beginsel) verschuldigd is, moet daarom naar de uiteindelijke vertraging op de bestemming van de laatste vlucht gekeken worden, aldus de passagiers. Hoewel British Airways dit standpunt onweersproken heeft gelaten, volgt uit de bij dagvaarding overgelegde boekingsbevestiging in ieder geval dat de passagiers door middel van een enkele boeking een vliegreis van Amsterdam naar Miami, via Londen hebben geboekt. Dat de beide vluchten door verschillende luchtvaartmaatschappijen werden uitgevoerd verandert de zaak niet. Van belang is namelijk dat British Airways de (vertraagde) vlucht van Amsterdam naar Londen heeft uitgevoerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht rust op British Airways.
5.3.
Ten aanzien van het subsidiaire verweer oordeelt de kantonrechter als volgt. British Airways heeft aangevoerd dat vanwege slechte weersomstandigheden de luchtverkeersleiding aan vlucht BA 429 “slot delays” opgelegd heeft waardoor de uiteindelijk toegewezen vertrektijd 11:02 uur was. Ter onderbouwing heeft British Airways een Central Flow Management Unit (CFMU) log van de luchtverkeersleiding en een OPNL Legs Report van de onderhavige vlucht overgelegd. Hoewel uit de overgelegde producties een uiteindelijke slottijd van 11:15 uur (in plaats van de door British Airways genoemde slottijd van 11:02 uur) volgt, blijkt uit het OPNL Legs Report ook dat de totale vertraging van de vlucht bestaat uit drie vertragingscomponenten. Immers de onderste regel van het rapport vermeldt drie vertragingscodes met daarachter de daarbij behorende duur in minuten van elke vertragingscomponent: “
RA / 10, PS / 44, AW / 46”.
5.4.
Een toelichting op de vermelde vertragingscodes wordt niet door British Airways, maar door de passagiers gegeven. De passagiers hebben toegelicht dat de opgenomen code “AW” staat voor: “
Air Traffic Flow Management Restrictions due to weather at destination”, de code “RA” duidt op: “
Aircraft Rotation: late arrival of aircraft from another flight or previous sector” en tot sluit duidt de code “PS” op: “
Commercial Publicity / Passenger Convenience: VIP, press, ground meals and missing personal items”. De kantonrechter is daarom, met de passagiers, van oordeel dat aan de slotvertraging waarop British Airways een beroep doet, niet uitsluitend de weersomstandigheden ten grondslag liggen. Daarbij hebben de weersomstandigheden zich kennelijk afgespeeld in Londen. Een omschrijving van de aangevoerde (slechte) weersomstandigheden ontbreekt. Evenmin is door British Airways een weerrapport overgelegd, zodat niet gebleken is dat de weersomstandigheden op zichzelf in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid opleveren. Weliswaar volgt uit het OPNL Legs Report van de onderhavige vlucht een (uiteindelijke) slottijd van 11:15 uur, gezien de gemotiveerde betwisting van de passagiers is zonder verdere toelichting onduidelijk of de luchtverkeersleiding (vanwege weersomstandigheden te Londen) een later vertrekslot heeft toegewezen of dat British Airways zelf hierom heeft verzocht omdat de geplande vertrektijd niet werd gehaald in verband met één van de andere vertragingscomponenten.
5.5.
Gelet op het voorgaande moet de conclusie daarom zijn dat British Airways onvoldoende met feiten heeft geconcretiseerd en met producties heeft onderbouwd dat de vertraging van de onderhavige vlucht van Amsterdam naar Londen het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zodat haar beroep daarop geen stand houdt. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen, dan wel te beperken. De vordering tot betaling van de compensatie zal, gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming Miami, worden toegewezen.
5.6.
Ten aanzien van de extra gemaakte (verzorgings)kosten hebben de passagiers hun eis bij repliek verminderd, nu zij stellen hun vordering tot een bedrag van € 476,03 met bewijs te kunnen onderbouwen. Hoewel British Airways deze vordering na eisvermindering niet heeft betwist, hebben de passagiers als productie 11 bij repliek (pin)bonnetjes en hun e-tickets waarop de prijs van de geboekte stoelen met extra beenruimte van de gemiste vlucht van Londen naar Miami is vermeld overgelegd. De vermelde bedragen zijn deels in Britse ponden en deels in Euro uitgedrukt. De overgelegde (pin)bonnetjes komen samen op een bedrag van £211,68 (£11,98 + £185,46 + (£54,34 - £40,10 kortingscoupons = £14,24). Daarnaast volgt uit de overgelegde e-tickets dat de passagiers sub 1 en sub 2 extra beenruimte hebben geboekt op hun vlucht van Londen naar Miami. De passagiers hebben daarvoor een bedrag van €22,52 (€45,05 – € 33,78 standaard stoel = € 11,27 x 2 personen) bij betaald. De extra gemaakte kosten zijn op grond van artikel 9 van de Verordening, dan wel op grond van artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal) toewijsbaar. De kantonrechter zal de gevorderde (verzorgings)kosten toewijzen tot een bedrag van £211,68 en tot een bedrag van €22,52, het overige zal worden afgewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 3.622,52 en £211,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 20 december 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,42;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 420,00;
6.3.
veroordeelt British Airways tot betaling van € 105,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter