In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht EZY 8876 van Amsterdam-Schiphol naar Londen Gatwick op 23 juni 2016. De passagiers vorderden een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. Easyjet betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het Franse luchtverkeersbeheer, die leidde tot latere slottijden voor de vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel een compensatieplicht voor Easyjet met zich meebrengt. Echter, de rechter oordeelde dat Easyjet voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De rechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan Easyjet.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizen en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van compensatieplicht. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk door de passagiers moeten worden betaald, ondanks dat zij in het ongelijk zijn gesteld.