ECLI:NL:RBNHO:2020:6642

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 19/5223
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling na intrekking beroep in letselschadezaak

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.T. Poort, een verzoek ingediend om de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven te veroordelen in de proceskosten na intrekking van zijn beroep. Eiser ontving aanvankelijk een uitkering van €2.500,- op basis van letselcategorie 2, maar na het indienen van een aanvullend beroepschrift en het overleggen van nieuwe informatie, werd zijn uitkering verhoogd naar €5.000,- op basis van letselcategorie 3. Eiser trok zijn beroep in, maar verzocht om een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de intrekking van het beroep het gevolg was van een tegemoetkoming door verweerder. De rechtbank overwoog dat artikel 8:75a niet bedoeld is voor situaties waarin een beroep wordt ingetrokken wegens nieuwe feiten of omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om verweerder te veroordelen in de kosten en wees het verzoek af. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, met N. Joacim als griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar kan dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5223
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: mr. R.T. Poort),

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2019, verzonden op 28 oktober 2019, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van 17 januari 2019 gegrond verklaard. Eiser ontvangt een uitkering van € 2.500,-. Deze uitkering hoort bij letselcategorie 2.
Eiser heeft op 25 november 2019 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 3 februari 2020 heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend. Eiser voegt een verslag van 14 januari 2020 bij deze brief waaruit blijkt dat hij inmiddels 20 behandelconsulten heeft gevolgd. Gelet hierop is eiser van mening dat, nu hij meer dan 16 behandelconsulten heeft gevolgd, er sprake is van letselcategorie 3,
Bij besluit van 13 maart 2020 heeft verweerder, naar aanleiding van de beroepsgronden van 3 februari 2020, aanleiding gezien om de beslissing op bezwaar van 25 oktober 2020 in te trekken en een nieuw besluit te nemen. Eiser ontvangt een uitkering van €5000,-. Deze uitkering hoort bij letselcategorie 3.
Eiser heeft het beroep bij brief van 23 april 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 24 april 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 6 mei 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 9 juli 2020 heeft eiser gereageerd op het verweerschrift van verweerder.
Nu partijen niet hebben aangegeven om over het verzoek om proceskosten op een zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. Voor een proceskostenveroordeling is gelet op het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb van belang dat de intrekking van het beroep het gevolg is van een gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming door verweerder aan eiser.
3. In het verweerschrift van 6 mei 2020 stelt verweerder onder meer dat niet iedere herroeping van een besluit leidt tot aanspraak op een proceskostenvergoeding. Naar het oordeel van verweerder moet het gaan om een onrechtmatigheid die aan verweerder te wijten is. Nu verweerder letselschade 3 heeft toegekend omdat uit de in beroep overgelegde nieuwe informatie van de GZ-psycholoog van 14 januari 2020 is gebleken dat eiser meer dan 20 behandelingen heeft ondergaan, is naar het oordeel van verweerder geen sprake van onrechtmatigheid.
4. Bij brief van 9 juli 2020 stelt eiser dat naar zijn mening duidelijk is dat verweerder naar aanleiding van het aanvullende beroepschrift is overgegaan tot het nemen van een nieuwe beslissing zodat - daargelaten of dit ook had kunnen bereikt door de beslissing op bezwaar aan te houden totdat de eindtoestand van eiser bekend was geworden – daarmee in beroep volledig tegemoet gekomen is aan de gronden die eisers beroep (en waardoor het beroep dus slaagt) en er dientengevolge een proceskostenveroordeling dient te worden uitgesproken ongeacht de vraag of de eerdere beslissing op bezwaar van verweerder al dan niet rechtmatig was.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Het betoog van verweerder treft doel. De rechtbank stelt dat artikel 8:75a, Awb niet is bedoeld voor de situatie dat het beroep wordt ingetrokken wegens nieuwe feiten of omstandigheden.
6. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen.

BeslissingDe rechtbank wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak zo nodig alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.