ECLI:NL:RBNHO:2020:6640

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 20/2637
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had op 28 november 2012 bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat betrekking had op de indeling van zijn functie. Na een aantal jaren van correspondentie en een nieuw besluit van 22 april 2015, waarin het eerdere besluit werd ingetrokken, heeft eiser in mei 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meer dan vier jaar is verstreken tussen het verstrijken van de beslistermijn en de indiening van het beroepschrift. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze lange termijn rechtvaardigden, en dat de communicatie tussen eiser en verweerder niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. Daarom werd het beroepschrift als onredelijk laat ingediend beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde verder dat er geen termen waren om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze uitspraak is vastgesteld door rechter W.B. Klaus, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2637

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2020in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. A. van Deuzen),
en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 november 2012 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 19 oktober 2012, waarbij eiser is meegedeeld dat de functie van [functie] is ingedeeld in de functiefamilie [functie familie] , functietypering ( [functie typering 1] , schaal 12, van het Functiegebouw Rijk.
Bij besluit van 22 april 2015 is eiser meegedeeld dat de functie van [functie] naar aanleiding van het gehouden functieonderzoek met ingang van 1 november 2012 opnieuw is ingedeeld in het Functiegebouw Rijk, te weten in de functiefamilie [functie familie 2] , functietypering [functie typering 2] schaal 12 BBRA. Ook is eiser meegedeeld dat met het besluit zijn salaris niet wijzigt.
Met het besluit van 22 april 2015 is het besluit van 19 oktober 2012 ingetrokken. Eiser is met het besluit van 22 april 2015 verzocht aan te geven of hij zijn bezwaar wilde intrekken of voortzetten.
In de correspondentie van 16 september 2016 is aangegeven dat het bezwaar van eiser uit 2012 blijft bestaan.
Per e-mail van 13 december 2019 heeft de huidige gemachtigde van eiser verzocht de beschrijving van de werkzaamheden zoals die door eiser is opgesteld te accepteren. Hierop is namens verweerder gereageerd per mail van 13 januari 2020. Daarin is aangegeven dat het de bedoeling is dat alsnog binnen een maand een besluit wordt genomen. Voorts is aangegeven dat het nog onduidelijk was of dit een primair besluit dan wel een besluit op bezwaar moest zijn.
Per e-mail van 16 januari 2020 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Verweerder heeft op 23 januari 2020 op deze e-mail gereageerd en heeft voorgesteld om een nieuw primair besluit te nemen onder intrekking van het besluit van 22 april 2015.
Per e-mail van 10 maart 2020 is door eiser aangegeven dat eiser bereid is om opnieuw om tafel te gaan zitten met verweerder. Verweerder heeft niet gereageerd.
Bij brief van 1 mei 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 28 november 2012.
Verweerder heeft op 9 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 juli 2020 heeft eiser gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 6:12, derde lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen indien redelijkerwijs niet van belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt.
4. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
5. Bij besluit van 22 april 2015 is het besluit van 19 oktober 2012 ingetrokken. Wanneer een besluit wordt ingetrokken moet het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor bezwaar voordat het besluit werd ingetrokken. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk op 15 juli 2015 op het bezwaar moeten beslissen. Eiser heeft verweerder bij brief van 16 januari 2020 meegedeeld dat hij in gebreke is.
6. Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
7. Aangezien in de Awb niet nader is bepaald wanneer sprake is van een onredelijk laat ingediend beroepschrift zoals hiervoor bedoeld, heeft de rechtbank in voorkomende gevallen geoordeeld dat een beroepschrift dat binnen twaalf maanden na het verstrijken van de beslistermijn is ingediend als tijdig moet worden aangemerkt.
8. Nu in het onderhavige geval tussen de datum waarop de beslistermijn is verlopen en de datum waarop het beroepschrift is ingediend meer dan vier jaren zijn gelegen, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange termijn rechtvaardigen. Dat eiser en verweerder alle jaren met elkaar in contact zijn gebleven is onvoldoende om bijzondere omstandigheden aan te nemen. De rechtbank is van oordeel dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
9. Nu niet is voldaan aan het vereiste van artikel 6:12, tweede lid, onder b van de Awb en het beroepschrift onredelijk laat is ingediend zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
10. Er zijn geen termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.