ECLI:NL:RBNHO:2020:663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
7490705 CV EXPL 19-877
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden als gevolg van weersomstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van London Heathrow naar Amsterdam-Schiphol op 17 maart 2018. De annulering vond plaats als gevolg van instructies van de luchtverkeersleiding om het aantal vluchten te reduceren vanwege verwachte slechte weersomstandigheden, waaronder windstoten en sneeuw. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht om compensatie te bieden bij annuleringen, tenzij zij kunnen aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat British Airways niet kon worden verweten voor de annulering, aangezien de luchtverkeersleiding hen had opgedragen om een bepaald percentage van de vluchten te annuleren. De rechter oordeelde dat de capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid vormde. Hierdoor was British Airways niet verplicht om compensatie te betalen aan de passagiers, en werd de vordering van AirHelp afgewezen.

De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, omdat zij ongelijk kregen in deze procedure. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld en AirHelp veroordeeld tot betaling van deze kosten, inclusief eventuele nakosten, die door British Airways gemaakt zouden worden. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7490705 \ CV EXPL 19-877
Uitspraakdatum: 22 januari 2020
Vonnis in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. E.J. Hoekstra en mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 12 december 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. Airhelp heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, hierop niet gereageerd.
1.2.
Bij vonnis in het incident heeft de kantonrechter Airhelp bevolen om ten behoeve van British Airways zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij zou kunnen worden veroordeeld.
1.3.
British Airways heeft vervolgens schriftelijk gereageerd in de hoofzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[Passagier 1] en [passagier 2] (hierna de passagiers) hebben met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagiers diende te vervoeren van London Heathrow Airport naar Amsterdam-Schiphol Airport op 17 maart 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
British Airways betwist de vordering. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
British Airways voert aan dat vlucht BA 430 is geannuleerd vanwege instructies van de beheerders van de luchthaven Heathrow om het aantal vluchten terug te brengen als gevolg van de verwachte weersomstandigheden die zich uiteindelijk ook voordeden waaronder windstoten en sneeuw. De luchtverkeersleiding heeft instructies opgelegd om minimaal 10% van het aantal vluchten te annuleren. De beslissing om 10% van het totale aantal vluchten per luchtvaartmaatschappij te annuleren komt in feite neer op een gedeeltelijke sluiting van de luchthaven voor een niet onaanzienlijk aantal vliegtuigen die de luchtvaartmaatschappij niet kan negeren. Het gaat om een bindende instructie die door luchtverkeersbeheer wordt opgelegd, aldus British Airways. Gelet op het arrest Nelson en het arrest McDonagh van het HvJEU moeten dergelijke omstandigheden worden geacht buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening te vormen voor de vlucht van de passagiers. Een reductie van 10% in het aantal vluchten op een dag kan bezwaarlijk als inherent aan de gebruikelijke uitvoering van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij gelden, aldus nog steeds British Airways.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat British Airways voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden aan alle luchtvaartmaatschappijen die vluchten uitvoeren op London Heathrow heeft verzocht om tussen 07:00 en 20:00 uur minimaal 10% van de vluchten te annuleren. Voor British Airways geldt dat zij hierdoor genoodzaakt was om 28 vluchten te annuleren op 17 maart 2018. Gezien voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid oplevert. Immers heeft British Airways geen andere keuze dan het annuleren van vluchten vanwege de capaciteitsreductie door de luchtverkeersleiding.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of British Airways alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. Airhelp heeft dit niet betwist. De kantonrechter beantwoordt de vraag dan ook bevestigend. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor British Airways worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van British Airways, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door British Airways worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter