Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties1 tot en met 19, en
- de brief van 20 mei 2020 van [verzoeker] (met 1 productie).
Hiermee bevestig ik de aansprakelijkheid voor het bedrijfsongeval van onze medewerker (…) [verzoeker] .
[verzoeker] heeft een vegetatieve ontregeling van zijn rechterhand overgehouden aan het letsel. (…) De mobiliteit van de rechter hand met name de vingers is zeer fors beperkt. Er zijn blijvende contracturen in de PIP’s en DIP’s van alle vingers ontstaan. Door de persisterende beperking van de dominerende rechter hand is er een zeer beperkte handfunctie rechts. Er wordt geen verdere verbetering in de handfunctie verwacht. Cliënt blijft beperkt in ADL. Er zijn geen behandelopties. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
.De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet volledig wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de kantonrechter de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.