In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en eiseres, wonende in [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van een zwarte den op zijn perceel, dat sinds 2013 op de bomenlijst staat als beschermenswaardige houtopstand. Het college weigerde aanvankelijk de vergunning, maar verleende deze later met een herplantplicht. Eiser en eiseres hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zwarte den op de bomenlijst staat en dat voor de kap een omgevingsvergunning vereist is. Eiser betoogde dat de boom ten onrechte op de lijst staat en dat de herplantplicht onredelijk is. De rechtbank oordeelde dat de herplantplicht terecht was opgelegd, omdat de waarde van de boom voor het stads- en dorpsschoon en de beeldbepalende waarde op het perceel zwaarwegend zijn. Eiseres werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit.
De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiser niet voldoende onderbouwd waren om te twijfelen aan de beslissing van het college. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de formele rechtskracht van de bomenlijst werd erkend.