ECLI:NL:RBNHO:2020:6564

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5188
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kap van beschermde boom met herplantplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en eiseres, wonende in [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de kap van een zwarte den op zijn perceel, dat sinds 2013 op de bomenlijst staat als beschermenswaardige houtopstand. Het college weigerde aanvankelijk de vergunning, maar verleende deze later met een herplantplicht. Eiser en eiseres hebben hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zwarte den op de bomenlijst staat en dat voor de kap een omgevingsvergunning vereist is. Eiser betoogde dat de boom ten onrechte op de lijst staat en dat de herplantplicht onredelijk is. De rechtbank oordeelde dat de herplantplicht terecht was opgelegd, omdat de waarde van de boom voor het stads- en dorpsschoon en de beeldbepalende waarde op het perceel zwaarwegend zijn. Eiseres werd niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit.

De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eiser niet voldoende onderbouwd waren om te twijfelen aan de beslissing van het college. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de formele rechtskracht van de bomenlijst werd erkend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19 / 5188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , te [woonplaats] , eiser en eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigden: R. de Bie en C. Kruidenberg).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor de kap van de zwarte den op het perceel [perceel] in [woonplaats] .
Bij besluit van 7 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Bij dit besluit is de omgevingsvergunning voor de kap van de zwarte den aan eiser verleend, waarbij een herplantplicht is opgelegd.
Eiser en eiseres hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020. Eiser en eiseres zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Eiser en eiseres wonen aan de [perceel] in [woonplaats] (het perceel). Aan de voorkant van het perceel staat een zware den. De zwarte den staat sinds 2013 op de bomenlijst met beschermingswaardige houtopstanden en het beschermingswaardig gebied (de bomenlijst). Bij besluit van 21 december 2018 is deze lijst geactualiseerd.
1.2
Eiser heeft op 28 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de kap van de zwarte den. Kort erna zijn op het perceel werkzaamheden ten behoeve van het riool verricht waarbij wortels van de zwarte den zijn gekapt.
1.3
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de zwarte den op de bomenlijst staat. De zwarte den is door middel van graafwerkzaamheden dusdanig beschadigd dat deze niet meer standvast is en een gevaar voor de veiligheid vormt. Dit belang weegt zwaarder dan het algemeen belang bij het behoud van de zwarte den. Verweerder heeft hiervoor verwezen naar een memo van de afdeling Openbare Werken van 28 mei 2019. In dit memo staat dat zorg bestaat over de stabiliteit van de boom omdat een drietal grote wortels is verwijderd. Verweerder heeft verder verwezen naar een rapport van 9 juli 2019 van [naam] waarin staat dat bij een op 4 juli 2019 uitgevoerde trekproef is gebleken dat de zwarte den onvoldoende stabiel is. Gezien de waarde van de zwarte den voor het stads- en dorpsschoon, en het feit dat de boom een beeldbepalende waarde heeft op het bestaande perceel, heeft verweerder een herplantplicht opgelegd. De herplantplicht houdt in dat binnen een jaar na de kap van de zwarte den een duurzame inheemse (gebiedseigen) boom terug geplant moet worden aan de voorkant van het perceel, met een boomkwekers maat 30 – 40 (stamomtrek).
1.4
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan bij de bestuursrechter geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat dit haar redelijkerwijs niet kan worden verweten. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom niet-ontvankelijk verklaren.
2.1
Eiser voert aan dat de zwarte den ten onrechte op de bomenlijst staat. Feitelijk is voor de kap geen vergunning vereist. In 2012 is een groot deel van de takken aan een kant (> 20 %) verwijderd. De zwarte den moet daarom als al gekapt in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2019 (APV) beschouwd worden, dan wel kan niet meer als waardevol beschouwd worden. Eiser verzoekt de vergunningsplicht voor de kap van de zwarte den op te heffen.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de zwarte den terecht op de bomenlijst staat, zodat een omgevingsvergunning voor de kap van de zwarte den is vereist en een herplantplicht kan worden opgelegd. In 2018 toen de bomenlijst werd geactualiseerd, is opnieuw vastgesteld dat de zwarte den op de bomenlijst hoort te staan. Toentertijd is de totale snoei door een dendroloog op 10 % geschat, zodat van een reeds gevelde boom geen sprake is.
2.3
In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling geldt als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
2.4
In artikel 2.18 van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
2.5
In artikel 4:6, tweede lid, van de APV is bepaald dat onder ‘vellen’ mede wordt verstaan: a) rooien, met inbegrip van verplanten, b) het snoeien van meer dan 20 % van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen en c) het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
2.6
In artikel 4:7, eerste lid, van de APV is bepaald dat het college een bomenlijst vaststelt met beschermenswaardige houtopstanden en overzichtskaarten met beschermenswaardige gebieden.
2.7
In artikel 4:7, tweede lid, onder a, van de APV is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of de doen vellen die staan vermeld op de bomenlijst.
2.8
In artikel 4:7, vijfde lid, van de APV is bepaald dat het bevoegd gezag een herplantplicht kan opleggen onder nader te stellen voorschriften.
2.9
De rechtbank begrijpt dat eiser bedoelt te stellen dat verweerder niet bevoegd is om een herplantplicht op te leggen omdat voor de kap van de zwarte den geen omgevingsvergunning is vereist (artikel 4:7, tweede lid, onder a, van de APV). Deze stelling van eiser richt zich in feite tegen het besluit waarmee de zwarte den op de bomenlijst is geplaatst (artikel 4:7, eerste lid, van de APV). De bomenlijst is bij besluit van 21 december 2018 geactualiseerd (zie overweging 1.1). Tegen dit besluit staat geen rechtsmiddel meer open, zodat dit besluit in rechte vaststaat (formele rechtskracht). Eiser kan in deze procedure dan ook in beginsel niet meer met succes argumenten aanvoeren, die hij in een procedure tegen de plaatsing van de zwarte den op de bomenlijst had kunnen aanvoeren. De stellingen van eiser bieden geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een in de rechtspraak aanvaarde uitzondering op het beginsel van de formele rechtskracht.
2.1
Dit betekent dat het uitgangspunt is dat de zwarte den een beschermenswaardige (waardevolle) boom is in de zin van artikel 4:7, eerste lid, van de APV, zodat voor de kap van de zwarte den een omgevingsvergunning is vereist, en verweerder een herplantplicht, onder nader te stellen voorschriften, kan opleggen (artikel 4:7, tweede lid, onder a, en vijfde lid, van de APV). Het verzoek van eiser om de vergunningsplicht voor de zwarte den op te heffen valt buiten de omvang van dit geding. De beroepsgrond slaagt niet.
3.1
Eiser voert aan dat het opleggen van de herplantplicht onredelijk is vanwege de redenen genoemd in overweging 2.1. Daarbij komt dat de instabiliteit van de boom niet primair is veroorzaakt door de recent uitgevoerde wortelkap ten behoeve van de rioleringswerkzaamheden. De zwarte den verkeerde daarvoor al niet in goede conditie. Er vielen al veel naalden uit, de boom was al oud en het is de laatste twee jaar erg droog geweest.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het redelijk is om een herplantplicht op te leggen vanwege de waarde van de zwarte den voor het stads- en dorpsschoon, en het feit dat de boom een beeldbepalende waarde heeft op het bestaande perceel. De kap van de zwarte den was bovendien niet onvermijdelijk. De zwarte den was in 2018 bij het actualiseren van de bomenlijst in goede conditie. De instabiliteit van de zwarte den is veroorzaakt door de wortelkap. De kroon van de boom hangt door de snoei in 2012 voor een groot deel aan de linkerzijde van de boom, terwijl de wortelkap aan de rechterzijde van de zwarte den heeft plaatsgevonden. Verweerder verwijst hiervoor naar het memo van de afdeling Openbare Werken en de daarin opgenomen foto’s.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid een herplantplicht heeft kunnen opleggen vanwege de waarde van de zwarte den voor het stads- en dorpsschoon, en de beeldbepalende waarde op het bestaande perceel. Zoals hiervoor overwogen staat de zwarte den op de bomenlijst zodat er vanuit gegaan mag worden dat de boom waardevol is (overweging 2.10). De stelling van eiser ten aanzien van de snoei van de zwarte den in 2012 geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Zie overweging 2.9. Ditzelfde geldt voor de stelling van eiser ten aanzien van de oorzaak van de instabiliteit van de boom. Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd. Deze stelling geeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van verweerder ten aanzien van de oorzaak van de instabiliteit, zoals opgenomen in overweging 3.2. De beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Eiser voert aan dat het onredelijk is dat de nieuw te planten boom aan de voorkant van het perceel gepland moet worden. Het perceel aan de voorkant is relatief klein voor een boom van de voorgeschreven klasse. Dit staat ook in de omgevingsvergunning die in 1999 aan de vorige eigenaren voor de kap van de zwarte den is verleend. Hierbij komt dat de boom niet binnen twee meter van de erfgrens mag staan. De te planten boom moet daarom klein worden gehouden. Deze zal daardoor niet beeldbepalend of uniek in zijn soort zijn, en niet de omvang bereiken op grond waarvan de zwarte den als waardevol is aangemerkt.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat gezien de waarde van de zwarte den voor het stads- en dorpsschoon, en de beeldbepalende waarde op het bestaande perceel, de nieuwe boom op hetzelfde deel van het perceel (de voorkant) moet worden gepland. De voorkant van het perceel biedt daarvoor voldoende ruimte. Het perceel aan de voorkant is ca. 6,4 meter breed en 4,8 meter diep, zodat rekening houdend met het feit dat een boom niet binnen een afstand van 2 meter tot de erfgrens mag staan, ruim 6,7 m² overblijft om een boom te planten. De te planten boom dient bovendien een stamomtrek van 20 – 40 cm te hebben, terwijl de zwarte den een stamomtrek heeft van 50 – 75 cm.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de nieuwe boom vanwege de waarde van de zwarte den voor het stads- en dorpsschoon, en de beeldbepalende waarde op het bestaande perceel, op hetzelfde deel van het perceel (de voorkant) gepland moet worden. De stelling van eiser dat het perceel aan de voorkant aan de kleine kant is, geeft geen grond voor een ander oordeel. Verweerder heeft toegelicht dat het perceel aan de voorkant ruim genoeg is. Zie overweging 4.2. Eiser heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Het beroep van eiser is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep:
  • voor zover ingediend door eiseres niet ontvankelijk;
  • voor zover ingediend door eiser ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is gedaan op 14 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.