ECLI:NL:RBNHO:2020:6560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4610
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omtrent omgevingsvergunning voor verbouwing van bovenwoning tot appartementen met betrekking tot parkeerdruk en huisvestingsverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een bovenwoning in twee appartementen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. R.T.M. Lagerweij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat op 29 augustus 2019 het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard. Het primaire besluit, genomen op 11 december 2018, verleende een omgevingsvergunning aan een derde-partij voor de verbouwing van de bovenwoning.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning op 18 oktober 2018 is ingediend en dat deze aanvraag op 22 oktober 2018 compleet is verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat de vergunning niet verleend had mogen worden op basis van de beleidsregels voor de woonruimtevoorraad, die sinds 1 mei 2019 van kracht zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning onder het overgangsrecht valt, omdat deze vóór de inwerkingtreding van de beleidsregels was ingediend.

De rechtbank heeft verder overwogen dat het bestreden besluit betrekking heeft op een omgevingsvergunning en niet op een vergunning op grond van de Huisvestingsverordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid de nieuwe beleidsregels buiten beschouwing heeft kunnen laten bij de beoordeling van de aanvraag. Eiser's beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19 / 4610
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. drs. R.T.M. Lagerweij),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder
(gemachtigden: Z. Ayeunes en L. van Toledo).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde partij], te [woonplaats] .
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1e , van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de bovenwoning in twee appartementen op het perceel [perceel] .
Bij besluit van 29 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit, onder aanpassing van de motivering ervan, ongegrond verklaard. De aangepaste motivering houdt in dat om te voldoen aan het Parapluplan parkeernormen het huurcontract voor de parkeergarage wordt vervangen door de rapportage ‘Parkeeronderzoek Van [perceel] ’ van 15 april 2019 van bureau [naam] .
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is in persoon verschenen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst, waarna het vooronderzoek is hervat. Bij brief van 28 mei 2020 heeft verweerder conform afspraak een aantal aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd. Bij brief van 29 juni 2020 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat zij het niet nodig acht opnieuw een zitting te houden, tenzij partijen dat wensen. Aangezien partijen niet binnen vier weken op deze brief hebben gereageerd, is het onderzoek gesloten
.
Overwegingen
1.1 Het perceel van derde-partij waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is gelegen aan de [perceel] (het perceel). Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Zomerzone Noord’ en het ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’ van toepassing (het bestemmingsplan; het Parapluplan parkeernormen). Het perceel heeft de bestemming ‘Wonen’. Eiser woont aan de [adres] .
1.2 Derde-partij heeft op 18 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het verbouwen van de bovenwoning op het perceel in twee appartementen. Bij brief van 22 oktober 2018 heeft verweerder deze aanvraag compleet verklaard en in behandeling genomen.
1.3 Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan, maar in strijd is met het Parapluplan parkeernormen. Op grond van artikel 3, tweede lid, sub 1, van het Parapluplan parkeernormen geldt bij het verlenen van een omgevingsvergunning dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand moet worden gehouden op eigen terrein voor parkeergelegenheid overeenkomstig de ‘Beleidsregels parkeernormen 2015’. Als gevolg van het bouwplan neemt de parkeerbehoefte toe met 1 parkeerplaats. Verweerder heeft hiervoor op grond van artikel 3, tweede lid, sub 4, van het Parapluplan parkeernormen een ontheffing verleend omdat (i) het niet mogelijk is om een parkeerplaats aan te leggen op eigen terrein en (ii) uit de rapportage ‘Parkeeronderzoek Van [perceel] ’ van 15 april 2019 van bureau [naam] blijkt dat de parkeerdruk na uitvoering van het bouwplan lager blijft dan 85%.
1.4 Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
2.1 Eiser voert aan dat op basis van de ‘Beleidsregels wijzigingen in de woonruimtevoorraad’ (de beleidsregels) voor de buurt waarin het perceel is gelegen (de Oude Amsterdamse buurt) geen vergunning wordt verleend voor het verbouwen van een woning tot meerdere woningen. De beleidsregels zijn vanaf 1 mei 2019 van toepassing. Dit is alleen anders voor vergunningen, die voor 1 mei 2019 zijn ingediend en compleet waren. De beleidsregels zijn van toepassing. Het bestreden besluit is van 29 augustus 2019, en dus van een datum nadat de beleidsregels van kracht zijn geworden. Van een voor 1 mei 2019 ingediende en complete vergunning is geen sprake omdat het parkeeronderzoek van onderzoeksbureau [naam] ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.
2.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor 1 mei 2019 is ingediend en ontvankelijk was. De aanvraag is bij brief van 22 oktober 2018 compleet verklaard en in behandeling genomen. De Huisvestingsverordening Haarlem 2017 (versie 1 mei 2019) (de Huisvestingsverordening) en de beleidsregels zijn daarom geen aanleiding om van het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van de Wabo af te zien.
2.3 De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit betrekking heeft op een omgevingsvergunning, en niet op een vergunning op grond van de Huisvestingsverordening en de in dat kader van toepassing zijnde beleidsregels. De vraag of een vergunning op grond van een Huisvestingsverordening verleend kan worden, is wel een omstandigheid die een rol kan spelen bij de belangenafweging in het kader van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1e, van de Wabo. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:714.
2.4 De Huisvestingsverordening en de beleidsregels zijn per 1 mei 2019 in werking getreden. Op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Huisvestigingsverordening is een vergunning vereist voor het verbouwen van woonruimten tot twee of meer woonruimten.
2.5 Op grond van de beleidsregels wordt een dergelijke vergunning voor de buurt waarin het perceel is gelegen (de Oude Amsterdamse buurt) geweigerd. Er geldt een tijdelijke ‘time-out’.
2.6 Op grond van artikel 30, tweede lid, onder a, van de Huisvestingsverordening geldt in afwijking van het voorgaande dat een dergelijke vergunning niet is vereist, indien voor het bouwkundig splitsen vóór 1 mei 2019 een omgevingsvergunning is ingediend én ontvankelijk is verklaard voor de activiteit bouwen (het overgangsrecht).
2.7 De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent wat betreft de primaire besluitvorming op een aanvraag slechts de toe- of afwijzing, en het niet behandelen van de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb. Op grond van deze bepaling kan een bestuursorgaan wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of wanneer de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Voordat het bestuursorgaan hiertoe overgaat, moet het de aanvrager de gelegenheid geven om de aanvraag aan te vullen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat met een ingediende en ‘ontvankelijke’ omgevingsvergunning in artikel 30, tweede lid, onder a, van de Huisvestingsverordening, bedoeld is een ingediende, volledig verklaarde en in behandeling genomen aanvraag voor een omgevingsvergunning.
2.8 De aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend op 18 oktober 2018. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat het aan het bevoegde bestuursorgaan is om te beoordelen of het over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om de aanvraag te kunnen beoordelen. Verweerder heeft bij brief van 22 oktober 2018 de aanvraag voor de omgevingsvergunning compleet verklaard en in behandeling genomen (zie overweging 1.2). Het is niet gesteld, en ook niet aan de rechtbank gebleken dat de bij de aanvraag verstrekte informatie niet afdoende was. Op grond van het overgangsrecht is voor het bouwplan dan ook géén vergunning vereist op basis van de Huisvestingsverordening. Het feit dat eiser stelt dat het parkeeronderzoek van onderzoeksbureau [naam] ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, maakt dat niet anders. Deze stelling betreft de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag, en niet de vraag of de aanvraag op 22 oktober 2018 in formele zin compleet was en in behandeling genomen kon worden.
2.9 Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid bij zijn beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning de per 1 mei 2019 van toepassing zijnde Huisvestingsverordening en de daarbij behorende beleidsregels buiten beschouwing heeft kunnen laten. De beroepsgrond slaagt niet.
3.1 Eiser voert aan dat het parkeeronderzoek van adviesbureau [naam] dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, ondeugdelijk is. In de zaak HAA 19 / 906 is vastgesteld dat dit parkeeronderzoek niet conform het Handboek inrichting openbare ruimte van de gemeente Haarlem (HIOR) is uitgevoerd. De rechtbank was daarom van oordeel dat onvoldoende was gemotiveerd dat het parkeeronderzoek aan de besluitvorming in die zaak ten grondslag mocht worden gelegd.
3.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ten behoeve van de omgevingsvergunning door onderzoeksbureau [naam] uitgevoerde parkeeronderzoek deugdelijk is uitgevoerd. Het HIOR is daarop niet van toepassing. Het HIOR bevat geen toetsingsgrond waaraan een parkeerplaats moet voldoen.
3.3 Ter zitting heeft eiser zijn beroepsgrond willen aanvullen door een beroep te doen op een door hem opgestelde vergelijking tussen het parkeeronderzoek in onderhavige zaak en het parkeeronderzoek in zaak HAA 19 / 906. Eiser heeft deze vergelijking in de zaak HAA 19 / 906 ingediend. Uit deze vergelijking zou blijken dat de beide onderzoeken op diverse punten van elkaar verschillen en dat de parkeeronderzoeken ondeugdelijk zijn. Verweerder heeft tegen deze aanvulling bezwaar gemaakt. De rechtbank overweegt dat met de door eiser gewenste aanvulling de omvang van het geding substantieel wordt verruimd. Dit is in strijd met een goede procesorde. Doordat eiser deze aanvulling pas ter zitting inbrengt, wordt verweerder belemmerd in de mogelijkheid om daarop (desgewenst) een gedegen reactie te geven. Niet valt in te zien dat eiser deze aanvulling niet eerder in het geding had kunnen brengen. De rechtbank zal zich in het hierna volgende dan ook beperken tot de beroepsgrond zoals opgenomen in overweging 3.1.
3.4 Gelet op de uitspraak van deze rechtbank van 1 oktober 2019 in de zaak HAA 19 / 906 betrof het parkeeronderzoek in die zaak, een onderzoek ten behoeve van de [locatie] , waarvoor de metingen zijn verricht op 5 en 7 juni 2018. Gezien de overwegingen in bijlage 3 van het primaire besluit, maakte dit onderzoek in eerste instantie onderdeel uit van de aanvraag voor de omgevingsvergunning in onderhavige zaak. Aan het bestreden besluit ligt echter een ander parkeeronderzoek van onderzoeksbureau [naam] ten grondslag, dat specifiek voor het onderhavige bouwplan is uitgevoerd en is vastgelegd in de ‘Rapportage Parkeeronderzoek Van [perceel] ’ van 15 april 2019. Voor zover eiser bedoelt dat ook dit parkeeronderzoek niet conform het HIOR is opgesteld, geldt dat het HIOR geen normen bevat voor het bepalen van de parkeercapaciteit/druk waaraan een parkeeronderzoek moet voldoen. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep van eiser is ongegrond.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is gedaan op 20 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk.

[...]

het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,
[…].
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1e
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordeningen en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1e. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
[…]
Artikel 4:5, eerste lid
Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de boordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018

Artikel 3.2.1
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.
Artikel 3.2.2
Het gevoegd gezag past de in sublid 3.2.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 3.2.4
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 3.2.2.

Beleidsregels parkeernormen Haarlem

Artikel 2.1, eerste lid
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Daarbij moet voldaan worden aan de parkeernormen zoals die in de bijlage “Tabel Parkeernormen” zijn aangegeven, dit met een geografische differentiatie volgens bijbehorende, eveneens als bijlage bijgevoegde, kaart.
Artikel 2.1, vijfde lid
Het college van burgemeester en wethouders kan verder geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van het in het eerste lid bepaalde als de in de als bijlage bijgevoegde Beleidsregel aangegeven stappen om aan de in de bijlage weergegeven parkeernormen te voldoen alle doorlopen zijn en het dan nog onmogelijk blijkt om aan genoemde normen te voldoen.