ECLI:NL:RBNHO:2020:6421

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 20/1633
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake navordering inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen

Op 20 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 22 januari 2020, betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiser in zijn beroepschrift geen gronden heeft vermeld, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser is bij aangetekende brief van 30 juni 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze brief op 1 juli 2020 is bezorgd, maar eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend en geen reden gegeven voor dit verzuim.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiser ook in verzuim is geweest om de gevraagde machtiging, het volledige adres en een ondertekend beroepschrift over te leggen. Eiser is wederom gewezen op deze verzuimen in de eerder genoemde brief. Aangezien eiser niet heeft gereageerd op het verzoek om herstel, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/1633 en 20/1634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen

[X] , eiser

(gestelde gemachtigde: H. Hellal),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder van 22 januari 2020 inzake de (navordering)aanslagen inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 30 juni 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Nader ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 1 juli 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
4. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, ook in verzuim geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging, het volledige adres van eiser en een ondertekend beroepsschrift over te leggen. Bij de onder 3 genoemde aangetekend verzonden brief van 30 juni 2020 is eiser tevens gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
6. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 augustus 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.