ECLI:NL:RBNHO:2020:6398

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 20/2450
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake belastingaanslag door te late indiening

In deze zaak heeft eiser, [X], op 25 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, die op 13 maart 2020 was gedaan. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in deze zaak met zaaknummer HAA 20/2450. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 24 april 2020, maar dat eiser het beroepschrift pas op 25 april 2020 om 23:59 uur heeft ingediend. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening van het beroepschrift, maar eiser heeft niet gereageerd. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiser ook in verzuim is geweest om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Eiser is hierop gewezen in een aangetekende brief van 22 juni 2020, maar ook hierop heeft hij niet gereageerd. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/2450

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 25 april 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 13 maart 2020 digitaal beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 13 maart 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 24 april 2020.
4. Eiser heeft het beroepschrift digitaal ingediend op 25 april 2020 om 23:59 uur. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 22 juni 2020 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 23 juni 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Eveneens bij aangetekend verzonden brief van 22 juni 2020 is eiser gewezen op dit verzuim en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft niet gereageerd.
8. Het beroep is gezien het bovenstaande kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.