ECLI:NL:RBNHO:2020:6397

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
HAA 20/1940
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze zaak heeft eiseres, [X], een beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van Cocensus inzake de aanslag Afvalstoffenheffing 2019. Eiseres heeft op 17 januari 2020 een beroepschrift ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 10 januari 2020 eindigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bekendmaking van het bestreden besluit op 29 november 2019 heeft plaatsgevonden, waardoor de termijn voor het indienen van het beroep is overschreden. Eiseres voerde aan dat zij onwetend was van de termijnoverschrijding en dacht dat de afwijzing van haar eerdere bezwaarschriften op 6 december 2019 ook gold voor het onderhavige bezwaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het beroepschrift bij eiseres ligt. De rechtbank heeft geen verschoonbare termijnoverschrijding kunnen aannemen, aangezien de overschrijding het gevolg was van onoplettendheid van eiseres. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1940

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 17 januari 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 29 november 2019 inzake aan haar opgelegde aanslag Afvalstoffenheffing 2019 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Verweerder heeft deze brief aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 20 maart 2020
op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere
behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 29 november 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 10 januari 2020.
4. Eiseres heeft het beroepschrift ingediend op 17 januari 2020. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiser voert hiertoe aan dat hij geheel onwetend was van de te late indiening van het beroepschrift. Eiser stelt dat hij in de veronderstelling was dat, nu zijn bezwaarschriften gericht tegen de aanslagen afvalstoffenheffing over de jaren 2017 en 2018 allebei zijn afgewezen op 6 december 2019 zij er zonder er bij na te denken vanuit is gegaan dat dit ook de afwijzingsdatum van onderhavig bezwaar was. Nadat de rechtbank bij brief van 16 juli 2020 de reden van het te laat indienen van het beroepschrift bij eiseres heeft opgevraagd, realiseert eiseres zich dat zij onachtzaam is geweest omdat onderhavig bezwaar niet op 6 december 2019 maar op 29 november 2019 is afgewezen, met als gevolg overschrijding van de beroepstermijn. Tegen de aanslagen afvalstoffenheffing voor de jaren 2017 en 2018 heeft eiseres op 18 september 2019 bezwaar ingediend (verweerder wijst deze bezwaren op 6 december 2019 af, mitsdien 79 dagen later). Tegen de aanslag afvalstoffenheffing 2019 heeft eiseres op 2 juli 2019 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dit bezwaar op 29 november 2019 afgewezen, dat is 150 dagen later). Eiseres stelt dat er blijkbaar voor de gemeente geen afdoeningstermijn en een daaraan gekoppelde sanctie bestaat.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van wat eiseres heeft aangevoerd kan geen verschoonbare termijnoverschrijding worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de termijn van zes weken beroep in te stellen. Dat eiseres dit door onoplettendheid heeft nagelaten komt, ook in de door eiseres aangegeven omstandigheden, voor haar rekening en risico en maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De rechtbank merkt op dat er voor verweerder ook regels zijn wat betreft het beslissen op een bezwaarschrift. Wanneer een bezwaarschrift wordt ingediend binnen zes weken na de datum op de aanslag, dan moet verweerder het bezwaar afhandelen in hetzelfde kalenderjaar. De rechtbank stelt vast dat verweerder het ingediende bezwaar binnen de wettelijke termijn heeft behandeld.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.