ECLI:NL:RBNHO:2020:6345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
15/060357-18 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij met illegale elektriciteits- en wateraansluitingen in woning

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een hennepkwekerij met 983 hennepplanten in zijn woning had. De kwekerij was professioneel ingericht en goed verborgen, wat duidt op geraffineerdheid van de verdachte. De rechtbank concludeert dat er sprake is geweest van meerdere eerdere oogsten, gezien de ernstige vervuiling van de kwekerij en de aangetroffen goederen. De verdachte is beschuldigd van het maken van illegale elektriciteits- en wateraansluitingen, het telen van hennep en het vernielen van elektriciteitswerken, wat gemeen gevaar voor brand en levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar heeft dit slechts in beperkte mate meegewogen. De rechtbank heeft de straf verlaagd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/060357-18 (P)
Uitspraakdatum: 11 augustus 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 juli 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. G. Smid, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode 29 september 2017 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 983 hennepplanten en/of althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij in of omstreeks de periode 01-01-2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen , (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit en/of gas en/of water (betreft 29.211 m3 liter water), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV en/of PWN , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3
hij in of omstreeks periode 1 januari 2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, opzettelijk enig elektriciteitswerk, heeft vernield en/of beschadigd en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van voornoemd elektriciteitswerk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen - te weten brandgevaar voor (de inventaris van) een pand aan [adres] en/of belendende panden is ontstaan en/of levensgevaar voor één of meer in dat pand en/of in de kelder van dat pand en/of in of nabij de belendende panden aanwezige personen - te duchten was,
immers heeft verdachte (ten behoeve van een in dat pand aanwezige hennepplantage):
- twee of meer illegale elektriciteitsaansluitingen gemaakt en/of
- de elektrische installatie verzwaard met zwaardere hoofdzekeringen en/of
- een grote kabel aangelegd met daarin meerdere kabels (afkomstig van de beide illegale aansluitingen) en/of
- meermalen opzettelijk bij de ontmanteling heeft verzwegen dat er sprake was van een tweede illegale aansluiting en/of waar voornoemde tweede illegale aansluiting zich bevond, zodat daardoor gemeen gevaar voor brand in dat pand en/of in een of meer belendende percelen, in elke geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer in dat pand en/of die (belendende) percelen aanwezige personen en/of een of meer personen, belast met de ontmanteling van de in dat pand aangetroffen hennepkwekerij, in elk gevaar levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van dat deel van het onder 2 ten laste gelegde feit dat ziet op de diefstal van gas.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman zich – voor wat betreft het aanwezig hebben van 983 hennepplanten op 12 december 2017 – aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Verdachte dient echter van het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten in een ruimere periode te worden vrijgesproken omdat niet hij, maar andere personen daarvoor verantwoordelijk waren. Verdachte heeft slechts de kwekerijen gebouwd en zijn woning ter beschikking gesteld aan anderen, aldus de raadsman.
Om die reden dient verdachte volgens de raadsman ook van feit 2, de diefstal van elektriciteit en water te worden vrijgesproken. Verdachte kan immers niet strafrechtelijk worden aangesproken voor een diefstal die door anderen is gepleegd. De ten laste gelegde pleegperiode kan in ieder geval niet worden bewezen omdat de illegale elektriciteits- en wateraansluiting pas in de periode mei/juni 2017 zijn aangelegd door de personen die ook verantwoordelijk waren voor de kwekerij. Voor de diefstal van gas bestaat evenmin wettig en overtuigend bewijs, nu een aangifte van de gasleverancier ontbreekt.
Verdachte dient van de onder feit 3 ten laste gelegde gevaarzetting integraal te worden vrijgesproken. Primair heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de illegale aansluitingen niet door verdachte zijn aangelegd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het feitelijk onjuist is dat verdachte een tweede illegale aansluiting heeft verzwegen. Verdachte heeft de ruimploeg juist willen helpen. Ook ten aanzien van dit feit kan in elk geval de ten laste gelegde pleegperiode niet bewezen worden verklaard omdat de illegale aansluitingen na mei 2017 zijn aangelegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en de volgende bewijsoverwegingen.
De rechtbank zal verdachte overigens vrijspreken voor zover hem onder feit 2 de diefstal van gas wordt verweten, nu het dossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
3.3.1.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De rechtbank zal bij de beoordeling voorbijgaan aan de verklaring van verdachte, die inhoudt dat niet hij, maar een ander verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij, de diefstal van elektriciteit en water en de vernieling/beschadiging van de elektriciteitswerken. Deze verklaring vindt immers zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, en is ook overigens onaannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte eerst ter terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, terwijl hij daar sinds de ontdekking van de hennepkwekerij op 12 december 2017 ruimschoots de gelegenheid toe heeft gehad. Die verklaring vindt verder geen enkele steun in het dossier en is evenmin door de verdediging met stukken onderbouwd. Door de selectie van bewijsmiddelen, zoals in de bijlage opgenomen, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat verdachte zelf verantwoordelijk is voor de bij hem thuis aangetroffen hennepkwekerij, de diefstal van elektriciteit en water ten behoeve van de kwekerij (en ook overigens ten behoeve van huishoudelijk verbruik) en voor de vernieling/beschadiging van de elektriciteitswerken.
De rechtbank gaat eveneens voorbij aan het verweer van de raadsman gevoerd terzake feit 3, inhoudende dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan gevaarzetting. De verklaring van verdachte – inhoudende dat hij zich juist behulpzaam heeft opgesteld naar de ruimploeg toe – vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte tijdens de ontmanteling van de hennepkwekerij een illegale aansluiting heeft verzwegen, waardoor bij het doorknippen van een stroomkabel een steekvlam is ontstaan met levensgevaar voor de betrokken medewerker van de ontmantelploeg. Bovendien heeft verdachte hierover verklaard dat hij had gehoopt dat die illegale aansluiting niet zou worden gevonden.
Ook overigens heeft de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij brandgevaar doen ontstaan, zoals uit de bewijsmiddelen volgt.
Ook voor wat betreft de pleegperiode zoekt de rechtbank aansluiting bij hetgeen uit de opgenomen bewijsmiddelen blijkt. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat de hennepkwekerij in elk geval in bedrijf was in de periode vanaf 1 januari 2015 tot het moment dat deze werd ontmanteld op 12 december 2017. Om die reden kan ten aanzien van de drie tenlastegelegde feiten de gehele tenlastegelegde periode bewezen worden verklaard.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode 29 september 2017 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres] , een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 983 hennepplanten;
2
hij in de periode 1 januari 2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit en water, toebehorende aan Liander NV of PWN, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3
hij in de periode 1 januari 2015 tot en met 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal opzettelijk enig elektriciteitswerk heeft vernield en/of beschadigd en/of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen - te weten brandgevaar voor (de inventaris van) een pand aan [adres] en/of belendende panden - is ontstaan,
immers heeft verdachte (ten behoeve van een in dat pand aanwezige hennepplantage):
- twee of meer illegale elektriciteitsaansluitingen gemaakt en
- de elektrische installatie verzwaard met zwaardere hoofdzekeringen en
- een grote kabel aangelegd met daarin meerdere kabels (afkomstig van de beide illegale aansluitingen)
en
hij op 12 december 2017 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld terwijl daarvan levensgevaar voor één of meer in een pand aan [adres] en/of in de kelder van dat pand aanwezige personen te duchten was, immers heeft verdachte meermalen opzettelijk bij de ontmanteling verzwegen dat sprake was van een tweede illegale aansluiting en waar voornoemde tweede illegale aansluiting zich bevond.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
Feit 3:opzettelijk vernielen en/of beschadigen van een electriciteitswerk en/of een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
en
opzettelijk ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht geen vrijheidsbenemende straf op te leggen aan verdachte. Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie en daarnaast is de redelijke termijn van berechting overschreden. Om die redenen is hooguit een taakstraf, met een voorwaardelijk strafdeel, op zijn plaats.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft twee soorten kanker, heeft vier herseninfarcten gehad en heeft daarnaast te kampen met een auto-immuunziekte. De reden dat verdachte zich heeft ingelaten met hennepkwekers was gelegen in zijn slechte levensvooruitzichten. Hij wilde zijn ex-vrouw en kind financieel goed achterlaten. Door deze zaak is verdachte echter alles kwijtgeraakt en is hij door de roddelmedia door het slijk gehaald. Verdachte wil de zaak achter zich laten en zijn leven weer opbouwen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een hennepkwekerij met daarin een groot aantal (983) hennepplanten aanwezig gehad in zijn woning. De kwekerij bestond uit twee kweekruimtes die zo goed verborgen waren in zijn huis dat de rechtbank niet anders kan concluderen dan dat verdachte met grote geraffineerdheid te werk is gegaan. Bovendien kan – onder andere gelet op de systemen waarvan gebruik werd gemaakt in de kweekruimtes – worden geconcludeerd dat de mate van professionaliteit zeer hoog was. De zeer ernstige vervuiling van de kwekerijen en de daarin aangetroffen goederen wijst er verder op dat sprake is geweest van een groot aantal eerdere oogsten.
Ook heeft verdachte zich bijna drie jaar lang schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit en water ten behoeve van de kwekerij, maar ook ten behoeve van huishoudelijk verbruik. Deze diefstallen zijn hinderlijk omdat zij – naast het verlies aan inkomsten voor de leveranciers – ook gemoeid gaan met een verlies aan tijd door het doen van onderzoek en het opstellen van aangiftes. Verdachte heeft met de bewezenverklaarde diefstallen bovendien laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en zijn eigen financiële gewin voorop te stellen.
Tot slot heeft verdachte – door de illegale wijze van aftappen van elektriciteit – een gevaarlijke situatie (brandgevaar) doen ontstaan. Verdachte heeft daarnaast nagelaten tegenover de specialisten – die de kwekerij kwamen ontmantelen – openheid van zaken te geven met betrekking tot de illegale aansluiting op het elektriciteitsnetwerk door aan te geven dat alle illegale aftakkingen reeds waren gevonden. Hierdoor heeft hij voornoemde specialisten in een levensgevaarlijke situatie gebracht. Bij het doorknippen van een kabel is immers een steekvlam ontstaan en enkel omdat de knipschaar waarmee de kabel werd doorgeknipt voorzien was van rubberen handvatten zijn ernstige gevolgen uitgebleven. Verdachte heeft later ten overstaan van een verbalisant verklaard dat hij hoopte dat een tweede illegale aftakking niet zou worden gevonden. De rechtbank vindt dat bijzonder ernstig en rekent dit verdachte ten zeerste aan.
Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat illegale teelt van en de handel in hennep andere, ook zeer ernstige, strafbare feiten in de hand werken en overlast veroorzaken in de samenleving. Dat is in deze zaak in het bijzonder evident. Verdachte heeft immers naast de teelt van de hennep nog twee andere strafbare feiten gepleegd die verband hielden met de kwekerij. Daarnaast hebben de buurtbewoners overlast ondervonden en heeft de gehele wijk (ten behoeve van de ontmanteling van de kwekerij) tijdelijk zonder stroom gezeten. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij door zijn handelen, ten behoeve van zijn eigen financiële gewin, een bijdrage heeft geleverd aan de drugscriminaliteit.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 juli 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt dit slechts in zeer beperkte mate ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting, omdat de meeste veroordelingen dateren van meer dan 5 jaar geleden.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In dit geval heeft de rechtbank echter in aanmerking genomen dat het gaat om een zeer professionele hennepkwekerij die langere tijd in werking is geweest. In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat verdachte levensgevaar heeft doen ontstaan voor een medewerker van de ruimploeg, zoals hiervoor reeds omschreven. Derhalve dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn bij de strafoplegging.
In de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en/of in de persoonlijke omstandigheden van verdachte (zijn fysieke gesteldheid en zijn baan), ziet de rechtbank – anders dan de raadsman – geen aanleiding een andere straf op te leggen dan die in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging echter wel nadrukkelijk het tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde feit in ogenschouw. De rechtbank overweegt daaromtrent dat het aan verdachte toegekende recht op berechting binnen een redelijke termijn begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens hem een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden, maar dat de overschrijding in beginsel gecompenseerd dient te worden door vermindering van de straf.
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM een aanvang heeft genomen op 29 maart 2018, de datum waarop door de rechter-commissaris, op vordering van het Openbaar Ministerie, een machtiging om ten laste van verdachte conservatoir beslag te doen leggen op alle aan hem – voor beslag vatbare – toebehorende voorwerpen is afgegeven. Aangezien het vonnis wordt gewezen op 11 augustus 2020, heeft de zaak in eerste aanleg twee jaar en ruim 4 maanden (en daarmee onwenselijk lang) geduurd. De rechtbank is van oordeel dat dit moet leiden tot compensatie in de hoogte van de straf, in die zin dat de rechtbank de helft van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf die zij normaal gesproken zou hebben opgelegd, in voorwaardelijke vorm aan verdachte zal opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 6 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 3 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 57, 161bis, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 3 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
3 maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Brouwer, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. M.D. Gunster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.I. Robijns, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2020.
Mr. M.D. Gunster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.