ECLI:NL:RBNHO:2020:6290

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
C/15/305757/HA RK 20-140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Het verzoek tot wraking was ingediend door [verzoeker 1], advocaat te [plaats], mede namens [verzoeker 2], tegen kantonrechter mr. A.E. Merkus. De wraking werd aangevraagd naar aanleiding van een eerdere rechtszaak tussen [schuldeiser] en [verzoeker 2], waarbij [verzoeker 1] de kantonrechter beschuldigde van chronische vooringenomenheid. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 13 augustus 2020, is verzoeker in persoon verschenen, terwijl de kantonrechter ervoor koos niet ter zitting te verschijnen. Verzoeker heeft zijn gronden voor de wraking toegelicht, waarbij hij zijn ervaringen met de kantonrechter uiteenzette en stelde dat er sprake was van onverenigbaarheid van karakters en inhoudelijke vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek besproken en vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer oordeelde dat de subjectieve indruk van verzoeker niet voldoende was om te concluderen dat de kantonrechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat beslissingen van de kantonrechter in de hoofdzaak niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt die aanleiding geven tot wraking. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker naar voren zijn gebracht, geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. P.H.B. Littooy en leden mr. R.M. Steinhaus en mr. S.W.S. Kiliç, in aanwezigheid van griffier D.H. Geuze.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C /15/305757/HA RK 20-140
datum uitspraak : 13 augustus 2020
BESLISSINGop het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoeker 1]
advocaat te [plaats],
mede namens
[verzoeker 2] ,
(hierna te noemen verzoeker)
tegen
mr. A.E. Merkus, kantonrechter

1.procesverloop

1.1.
Op 28 juli 2020 heeft de behandeling plaatsgevonden in de zaak tussen de [schuldeiser] , bijgestaan door [advocaat] , tegen [verzoeker 2] , bijgestaan door [verzoeker 1] . Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer. 8617528\KG EXPL 20-68. Ter zitting heeft [verzoeker 1] aangegeven de kantonrechter te wraken in verband met chronische vooringenomenheid.
Bij emailbericht van 29 juli 2020 heeft verzoeker de gronden voor het wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.2.
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 31 juli 2020 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 13 augustus 2020. Verzoeker en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is in persoon verschenen, vergezeld van [naam] voornoemd.
[advocaat] voornoemd is verschenen voor de [schuldeiser] , eiseres in de hoofdzaak.
De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven niet van de haar geboden gelegenheid gebruik te willen maken en zij is dus niet ter zitting verschenen.

2.gronden voor het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd.
Verzoeker heeft uiteenlopende ervaringen met de kantonrechter waarin naar zijn mening is gebleken van onverenigbaarheid van karakters en daarnaast van gebreken in de bejegening van cliënten van verzoeker en van inhoudelijke vooringenomenheid. Hij heeft dit aan de hand van enkele voorbeelden toegelicht. Verder heeft hij gewezen op een gesprek dat hij heeft gehad met de president van deze rechtbank en de deken van de orde van advocaten.

3.Overweging met betrekking tot de gronden van het wrakingsverzoek

Ter zitting van de wrakingskamer zijn de gronden, zoals opgenomen in genoemde email nader besproken. Daarbij is op vragen de wrakingskamer gebleken dat de grond voor de wraking in het bijzonder is gelegen in een ontruimingszaak waarin verzoeker rechtsbijstand heeft verleend aan een kwetsbaar persoon.
Daarover heeft verzoeker in zijn nadere toelichting nog gezegd dat hij kan leven met een onwelgevallige beslissing en ook weet dat hij dat ook moet. In deze zaak gaat het in het bijzonder om een processuele en inhoudelijke beslissing die zij daarin heeft genomen.
De overige omstandigheden die in de schriftelijke toelichting op de gronden naar voren zijn gebracht, dient de wrakingskamer, zoals uit antwoorden op de vragen ter zitting is gebleken, te verstaan als context waarbinnen het ongenoegen van verzoeker is ontstaan.
Dit heeft geleid tot de wraking, waarbij de hiervoor aangeduide grond de kern van de motivering vormt.
Bij deze stand van zaken zal de wrakingskamer overgaan tot beoordeling van de hiervoor besproken grond van de wraking.

4.Beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich
uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2.
In het licht van de hiervoor weergegeven maatstaf staat ter beoordeling of de eerdere beslissing in hiervoor genoemde ontruimingszaak blijk geeft van vooringenomenheid dan wel partijdigheid aan de kant van de kantonrechter. Uit de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat het verzoeker er vooral om gaat dat er naar zijn mening sprake is van vooringenomenheid van de kantonrechter. Daarnaast heeft hij ook willen betogen dat er sprake is van een schijn van partijdigheid.
4.3.
De wrakingskamer overweegt dat processuele beslissingen en inhoudelijke beslissingen in de regel geen bijzondere omstandigheden opleveren als bedoeld in de hiervoor weergegeven maatstaf. Toetsing van dergelijke beslissingen is immers voorbehouden aan de rechter in hoger beroep. Dit uitgangspunt is van toepassing op beslissingen die zijn genomen door de gewraakte rechter in de zaak waarin een wrakingsverzoek is gedaan.
Het voorgaande geldt nog in sterkere mate als het wrakingsverzoek gebaseerd is op enige beslissing in een eerdere zaak. De kern van de wrakingsgrond houdt in dat de kantonrechter geen schikking heeft beproefd in meergenoemde ontruimingszaak, terwijl hiervoor naar de mening van verzoeker wel aanleiding en grond bestond, en dat de inhoudelijke beslissing inhield dat verzoeker geen nieuwe kans werd gegund. Deze enkele omstandigheid levert niet de zwaarwegende aanwijzing op dat de kantonrechter vooringenomen of partijdig is. Evenmin kan hieruit de objectieve schijn van vooringenomenheid of partijdigheid worden afgeleid.
4.4.
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van het verzoek naar voren heeft gebracht, leveren ook overigens geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af.
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de kantonrechter en wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. R.M. Steinhaus en mr. S.W.S. Kiliç, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van D.H. Geuze, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.