In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2020 een mondelinge uitspraak gedaan in een arbeidszaak waarin een verzoekster, werkzaam bij ATC Zorgtaxi B.V., een voorlopige voorziening heeft gevraagd na een ontslag op staande voet. De verzoekster heeft verzocht om het ontslag te vernietigen en om betaling van achterstallig loon. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet waarschijnlijk niet rechtsgeldig is, omdat de werkgever, ATC Zorgtaxi, verklaringen van de verzoekster heeft gebruikt die zijn gedaan in een mediationgesprek, terwijl er geheimhouding was afgesproken. Dit maakt dat de werkgever deze verklaringen niet als dringende reden voor ontslag kan aanvoeren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster op 1 januari 2016 in dienst is getreden en een bruto maandsalaris van € 2.800,62 ontvangt. Het ontslag op staande voet vond plaats op 17 april 2020, maar de kantonrechter concludeert dat ATC Zorgtaxi al eerder op de hoogte was van de feiten die aan het ontslag ten grondslag lagen. Hierdoor is het ontslag niet onverwijld gegeven, wat een vereiste is voor de geldigheid ervan. De kantonrechter heeft ATC Zorgtaxi veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris en een voorschot op het loon, maar heeft het verzoek van de verzoekster om haar in staat te stellen haar werkzaamheden te verrichten afgewezen, omdat zij wegens ziekte niet in staat is om te werken.
Daarnaast heeft de kantonrechter de verzoekster de gelegenheid gegeven om te reageren op de vraag of de verzoeken met betrekking tot de schending van de geheimhoudingsplicht en een geldlening kunnen worden behandeld in deze procedure. De zaak zal opnieuw op zitting worden behandeld, waarbij ook het tegenverzoek van ATC Zorgtaxi tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de orde zal komen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden en partijen zijn aangemoedigd om te onderzoeken of een schikking mogelijk is.