ECLI:NL:RBNHO:2020:6288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
16 augustus 2020
Zaaknummer
15/180806-19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen witwassen van aanzienlijke geldbedragen

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen witwassen. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 28 juli 2019 op Schiphol aangehouden met een contant geldbedrag van CHF 196.200,-. Daarnaast had hij in de periode van 28 tot en met 30 mei 2019 ook twee andere geldbedragen van respectievelijk € 116.000,- en € 39.965,- in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd een verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 176.407,34 en een telefoon opgelegd. De rechtbank overwoog dat het witwassen van criminele gelden een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in het witwassen van aanzienlijke bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/180806-19 (P)
Uitspraakdatum: 11 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 januari 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. I.A. van Straalen, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag (van ongeveer CHF 196.200),
althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat voorwerp (te weten genoemd geldbedrag) gebruikt heeft gemaakt, en/of de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing ervan heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op/van dit voorwerp/geldbedrag was en/of wie dit voorwerp/geldbedrag voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp/geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 tot en met 30 mei 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten (een) (contant(e)) geldbedrag(en) (van ongeveer EUR 116.000,00 en/of ongeveer 39.965,00 (, althans in totaal ongeveer EUR 156.000,00)), althans enig(en) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat/die voorwerp(en) (te weten genoemd(e) geldbedrag(en)) gebruikt heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing ervan heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op/van dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) was en/of wie dit/die voorwerp(en)/geldbedrag voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte meerdere verklaringen heeft afgelegd omtrent de herkomst en de bestemming van het op 28 juli 2019 onder hem aangetroffen geldbedrag alsmede van de door hem op 28 en 30 mei 2019 meegevoerde geldbedragen. Omdat de door verdachte afgelegde verklaringen concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn, had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om hiernaar onderzoek te verrichten. Aangezien het openbaar ministerie geen enkel serieus onderzoek heeft verricht naar de door verdachte afgelegde verklaringen kan niet buiten redelijke twijfel worden gesteld dat het geld van criminele herkomst is, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de door verdachte meegevoerde geldbedragen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp 'uit enig misdrijf' afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Indien uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs, feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die voorwerpen. Vervolgens ligt het dan op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit-, of doorgevoerd. Verdachte is op 28 juli 2019 op Schiphol aangehouden met een geldbedrag van CHF 196.200,- in zijn handbagage toen hij wilde uitreizen naar Praag. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Het aangetroffen geldbedrag bestond uit biljetten van 10, 20, 50, 100, 200 en 1000 Zwitserse Franken en was verdeeld in diverse bundels omwikkeld met elastiek. De bundels geld zaten in een papieren winkeltas met daarin nog een prop papier. Op enkele bundels zat een notitie met een bedrag erop geschreven. Tijdens zijn controle heeft verdachte aan de medewerkers van de Douane onder meer verklaard dat de Zwitserse Franken van hem zijn. Verdachte heeft verklaard, dat hij in dure exclusieve horloges handelt, dat hij op 29 en 30 mei 2019 naar Amsterdam is gekomen met in totaal
€ 155.000,- om een horloge in Antwerpen te kopen, maar dat deze verkoop niet doorging omdat de man niet kwam opdagen / zijn telefoon niet op nam. Verdachte wist niet van wie hij het horloge ging kopen.
Hij heeft het voor die aankoop bestemde geld in bewaring aan [naam] gegeven en er de Zwitserse Franken die nu zijn aangetroffen, voor teruggekregen.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte in korte tijd driemaal met een aanzienlijk bedrag aan contant geld via Schiphol is gereisd en dat hij hiervoor een op voorhand vage verklaring heeft gegeven. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. In dat geval mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van de door hem meegevoerde geldbedragen.
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd over de herkomst van de betreffende geldbedragen. Samengevat weergegeven komen zijn verklaringen er in de kern op neer dat verdachte handelt in dure horloges van exclusieve merken. Verdachte is op 28 mei 2019 met € 116.000,- vanuit Moskou naar Nederland gereisd met de bedoeling om een Rolex Rainbow te kopen van een onbekend gebleven persoon in Antwerpen. Omdat na aankomst in Nederland bleek dat verdachte voor de aankoop van dit horloge onvoldoende contant geld bij zich had, heeft hij het geldbedrag bij zijn vriend [naam] in bewaring gegeven om vervolgens via Dubai naar Moskou terug te reizen teneinde een extra bedrag aan contant geld te halen. Toen verdachte op 30 mei 2019 met € 39.965,- contant geld in Nederland aankwam, bleek dat de aankoop van het horloge geen doorgang kon vinden. Verdachte heeft toen ook laatstgenoemd geldbedrag aan [naam] in bewaring gegeven. Op 25 juli 2019 is verdachte naar Nederland gereisd met de bedoeling om het in bewaring gegeven geld terug in ontvangst te nemen. Omdat verdachte voornemens was om in Zwitserland een horloge aan te kopen, heeft hij op 26 juli 2019 - via tussenkomst van een onbekend gebleven persoon - een bedrag van CHF 196.200,- van [naam] ontvangen bij het Hilton hotel in Amsterdam.
Het onder 2 ten laste gelegde feit
Ten aanzien van de herkomst van de bedragen van € 116.000,- en € 39.965,- die verdachte bij zich droeg toen hij op 28 respectievelijk 30 mei 2019 met een vlucht vanuit Moskou op Schiphol aankwam, heeft hij in zijn eerste verklaring aangegeven dat hij deze twee bedragen heeft opgenomen van zijn Russische bankrekening bij Alphabank.
Later heeft verdachte verklaard dat hij het bedrag van € 116.000,- van zijn bankrekening heeft opgenomen en het bedrag van € 39.965,- van een vriend heeft geleend. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat hij het nummer van zijn bankrekening niet weet. Verdachte heeft voorts geen antwoord willen geven op de vraag van wie hij het bedrag van € 39.965,- heeft geleend.
Met betrekking tot de herkomst van de bedragen van € 116.000,- en € 39.965,- is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte niet een op zichzelf redelijk concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. Omdat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven omtrent de vraag van welke bankrekening hij het geld heeft opgenomen en van wie hij geld heeft geleend, is zijn verklaring op die essentiële punten onvoldoende concreet en onvoldoende verifieerbaar. Het openbaar ministerie was dan ook niet gehouden om nader onderzoek te verrichten naar de herkomst van deze bedragen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de onder feit 2 in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Dat verdachte deze bedragen heeft aangegeven bij de Douane staat daaraan niet in de weg nu deze omstandigheid op zichzelf genomen niets zegt over de herkomst van de geldbedragen. De rechtbank komt daarmee tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde witwassen.
Het onder 1 ten laste gelegde feit
Dat ligt evenwel anders ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bedrag van CHF 196.200,-. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit bedrag op 26 juli 2019 in het Hilton hotel te Amsterdam in ontvangst heeft genomen. Het zou de tegenwaarde in Zwitserse Franken vertegenwoordigen van de bedragen in Euro's die hij in mei 2019 aan [naam] in bewaring heeft gegeven. Met betrekking tot de herkomst van het onder 1 ten laste gelegde bedrag van CHF 196.200,- is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee een op zichzelf redelijk concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat dit geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaringen van verdachte over de herkomst van de onder hem aangetroffen Zwitserse Franken en de ter staving van verdachtes verklaring door de verdediging verstrekte documenten. Uit het dossier blijkt onder andere het volgende.
Bij e-mailbericht van 30 juli 2019 heeft [naam] verklaard dat verdachte 196.000 Zwitserse Franken heeft ontvangen in ruil voor Euro's en Amerikaanse Dollars. [naam] bevestigt dat hij het geld van zijn bankrekening heeft opgenomen. Bij deze e-mail is een bijlage gevoegd waaruit blijkt dat op 15 januari 2019 een bedrag van CHF 210.000,- is opgenomen van een bankrekening van de Alfa Bank te Moskou (Rusland) op naam van [naam] De rechtbank stelt vast dat deze verklaring van [naam] niet overeenkomt met de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij enkel Euro's aan [naam] in bewaring heeft gegeven. Bovendien valt op basis van voormeld e-mailbericht met bijlage niet vast te stellen of de op 15 januari 2019 te Moskou opgenomen Zwitserse Franken dezelfde zijn als de onder verdachte op 28 juli 2019 op Schiphol aangetroffen valuta.
Op 29 juli 2019 heeft [naam] , door tussenkomst van het Klant en Contact Centrum van de Koninklijke Marechaussee, contact opgenomen met het onderzoeksteam. [naam] verklaarde de verloofde te zijn van verdachte. Zij verklaarde voorts dat zij bewijs kon overleggen dat verdachte de Zwitserse Franken uit Rusland had meegenomen en dat zij de herkomst van dit geld kon bewijzen. Daarop is aan [naam] het e-mailadres van het onderzoeksteam verstrekt, waarnaar zij de bewijsstukken kon sturen. Op 30 juli 2019 heeft [naam] het volgende e-mailbericht naar het onderzoeksteam verzonden:
"
My name is [naam] . I'm fiancee of [verdachte] . He was stopped in airport Schiphol as he did not declare money. I'll send you his tickets from Amsterdam to Prague. He had a connecting flight from Amsterdam to Prague and then was supposed to fly from Prague to outside EU. He was going to declare money at the moment of leaving Prague. According to this law: https://ec.europa.eu/taxation_customs/individuals/cash-controls_en, he had not done anything illegal. So why is he kept locked up?"
Bij het e-mailbericht waren het ticket en het elektronische ticket van verdachte als bijlage gevoegd. Het onderzoeksteam heeft geen bewijsstukken ontvangen waaruit blijkt dat verdachte de Zwitserse Franken uit Rusland had meegenomen, terwijl deze verklaring van [naam] voorts niet overeenkomt met de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de Zwitserse Franken in Amsterdam overhandigd heeft gekregen.
Uit de beelden van de beveiligingscamera's van het Hilton hotel in Amsterdam is gebleken dat verdachte op 26 juli 2019 omstreeks 15:44 uur een tas van een onbekende man overhandigd krijgt. De tas vertoont grote gelijkenis met de tas waarin de Zwitserse Franken op 28 juli 2019 bij verdachte zijn aangetroffen. Blijkens een in de telefoon van verdachte aangetroffen chatgesprek met contactpersoon ' [naam] ', waarvan verdachte heeft verklaard dat het [naam] is, heeft verdachte direct na de overdracht van de tas telefonisch contact met [naam] (proces-verbaal van bevindingen pagina 161 e.v). Op de beelden is te zien dat de onbekend gebleven man na de overdracht van de tas wegloopt terwijl hij gebruik maakt van zijn mobiele telefoon. Verdachte heeft bij meerdere gelegenheden de onbekende man aangeduid als [naam] . Deze verklaring van verdachte strookt echter niet met de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee dat het telefoonnummer waarmee verdachte contact heeft met [naam] , op de betreffende dag geen gebruik maakt van het Nederlandse netwerk (proces-verbaal van bevindingen op pagina 184). Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de onbekende man op de beelden niet [naam] is. De werkelijke naam van die man heeft verdachte echter niet genoemd.
Op 5 september 2019 belt verdachte vanuit het Justitieel Complex Schiphol met een persoon die hij in het gesprek [naam] noemt. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat dit een gesprek is met [naam] . In dit telefoongesprek is het volgende gezegd, waarbij 'W' staat voor hetgeen verdachte heeft gezegd en 'D' voor hetgeen [naam] heeft gezegd.
"
W: ik wil niet te veel vertellen, en jij moet het ook niet vertellen, maar [naam] was ook al op het nippertje 'opgenomen'.
D: Ja?
W: Ja. 2 dagen [fon] geleden...met [naam] (fon). Het is een rare zomer. Vooral die augustus is heel vervelend. Weet je het nog wat ik je nog over de andere heb verteld.
D: ja ja.
W: Dat was 8 dagen voordat ik 'opgenomen' werd.
D: het is klote, iemand werkt als mol.
W: neen, denk ik niet. Niet wat mijn persoon betreft. Powerbank heeft hij/heb ik uit de portemonnee niet gehaald en men ging naar de powerbank zoeken en vond al dat poen.
D: denk je dat het zo was?
W: Ja, ze hebben me door de scan gehaald en vroegen of ik een powerbank had en gingen mijn tas open doen en zei dat ik het in de andere zak had, maar ze hebben de tas al bekeken en zag de poen."
Door het gebruik van het woord "opgenomen", waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat daarmee 'aangehouden door de politie' wordt bedoeld, het spreken over de omstandigheid dat "iemand als mol werkt" en dat het "een rare zomer is" leidt de rechtbank uit dit gesprek af dat verdachte met [naam] spreekt over illegale praktijken die door verschillende mensen worden uitgevoerd waarbij mogelijk sprake is van een verrader. Verdachte geeft er blijk van dat hij begrijpt waar [naam] het over heeft als hij zegt dat "iemand als mol werkt", aangezien hij niet denkt dat er in zijn geval sprake is van een mol nu men op zoek ging naar een powerbank en toen al "al de poen vond". Naar het oordeel van de rechtbank lijkt er blijkens dit gesprek een direct verband te bestaan tussen het aantreffen van het geld bij verdachte en door verschillende mensen uitgevoerde illegale praktijken. Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd geen ander licht op dit telefoongesprek kunnen werpen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het onder hem aangetroffen bedrag van CHF 196.200,- niet aannemelijk is geworden. Ook de door de verdediging ter terechtzitting bij pleidooi overgelegde afbeeldingen bieden geen onderbouwing van de verklaring van verdachte omtrent de herkomst van het geld.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder feit 1 in de tenlastelegging opgenomen geldbedrag in Zwitserse Franken onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist. De rechtbank komt daarmee ook tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde witwassen.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 28 juli 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van CHF 196.200 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij in de periode van 28 tot en met 30 mei 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, voorwerpen, te weten contante geldbedragen van EUR 116.000,00 en 39.965,00 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
Witwassen;
ten aanzien van feit 2:
Witwassen, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van een geldbedrag van € 176.407,34, zijnde de tegenwaarde van het onder verdachte aangetroffen geldbedrag in Zwitserse Franken, alsmede van een telefoon, merk Apple, type Iphone xs max, met goednummer PL2700-19-068874-8.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte een beroep toekomt op grond van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. In geval van een veroordeling doet een straf van gelijke duur aan het voorarrest daarom recht aan de ernst van het bewezen verklaarde, gelet op de minder prominente rol van de verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 8 januari 2020, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder ter zake van enig strafbaar feit onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld, in het nadeel noch in het voordeel van verdachte, in aanmerking genomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het witwassen van zeer aanzienlijke bedragen. Bij drie gelegenheden heeft hij voor in totaal (omgerekend) € 332.372,34 witgewassen. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door zijn handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte deze strafbare feiten heeft gepleegd terwijl hij zeer frequent zowel binnen als buiten de Europese Unie reisbewegingen maakte. Gelet op deze reisbewegingen acht de rechtbank de rol die verdachte heeft ingenomen in het witwassen van de betrokken bedragen een grotere dan die van een standaard koerier. Omdat verdachte niet alleen in Nederland handelde maar ook in andere landen van de Europese Unie en tevens daarbuiten, heeft hij aldus bijgedragen aan de aantasting van de integriteit en de transparantie van het internationale financiële en economische verkeer.
Daar komt bij dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij blijft ontkennen zich aan de thans bewezen strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten voor fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een geval waarbij sprake is van een benadelingsbedrag van € 250.000,- tot € 500.000,-, geeft het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten met zich brengt dat geen andere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur kan worden opgelegd.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten EUR 176.407,34 (zijnde de tegenwaarde van de onder verdachte in beslag genomen CHF 196.200,-), dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon, merk Apple, type Iphone xs max, met goednummer PL2700-19-068874-8, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (zegge: achttien) maanden.
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
  • een geldbedrag van € 176.407,34
  • een telefoon, merk Apple, type Iphone xs max.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mrs. E.C. Smits en I.A.M. Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.