In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie woninginbraken en één poging daartoe. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 15-010853-20 en 15-129832-20 zijn aangebracht, gevoegd. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. van Weers. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 29 juni 2020 zijn de feiten besproken, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het vernielen van een ruit en het stelen van sieraden en andere goederen uit woningen in Heemstede, Sassenheim, Zaandam en Ermelo. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.