ECLI:NL:RBNHO:2020:6287

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
15 augustus 2020
Zaaknummer
15-010853-20 en 15-129832-20 (gev. t.tz.) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en poging daartoe met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie woninginbraken en één poging daartoe. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 15-010853-20 en 15-129832-20 zijn aangebracht, gevoegd. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. van Weers. De officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 29 juni 2020 zijn de feiten besproken, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het vernielen van een ruit en het stelen van sieraden en andere goederen uit woningen in Heemstede, Sassenheim, Zaandam en Ermelo. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-010853-20 en 15-129832-20 (gev. t.tz.) (P)
Uitspraakdatum: 13 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15-010853-20
feit 1
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Heemstede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen een of meerdere goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1] , in elk geval een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met een of meer van zijn mededader(s) naar (de voortuin van) voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een ruit van die woning heeft/hebben vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Heemstede, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2
hij op of omstreeks 23 oktober 2019 te Sassenheim, gemeente Teylingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de de [adres] , meerdere goederen, waaronder meerdere sieraden (horloge, ketting, armband, oorbellen), een portemonnee, meerdere computers (merk: Apple Macbook), een bandrecorder, een roze tas en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 15-129832-20
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 25 november 2019 tot en met 26 november 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) een hoeveelheid sieraden (te weten een of meer armbanden en/of kettingen en/of een ring) en/of een polshorloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sieraden en/of dat polshorloge onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inkliming;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Ermelo in/uit een woning (gelegen aan [adres] ) een hoeveelheid sieraden (te weten, onder andere, een of meer armbanden, kettingen, hangertjes, speldjes, ringetjes en/of bedeltjes) en/of een sieradendoos en/of (contant) geld, en/of horloges en/of manchetknopen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-010853-20) en de onder 1 en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-129832-20) ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-010853-20) ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-010853-20) en de onder 1 en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-129832-20) ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
De rechtbank verwerpt de door de raadsman gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak en overweegt daartoe als volgt.
parketnummer 15-010853-20 feit 1 primair
Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de nacht van 11 januari 2020 met drie vrienden met de auto naar Heemstede is gegaan en samen met één vriend een rondje door de wijk van de betreffende woning is gaan lopen op zoek naar de woning van zijn ex-vriendin. Verdachte was boos op haar. Verdachte is vervolgens samen met die vriend teruggelopen naar de auto en alleen teruggekeerd naar de woning waarvan hij vermoedde dat dit de woning van zijn ex-vriendin was en heeft de ruit van de woning ingegooid met een baksteen. Vervolgens zou verdachte nog een keer teruggegaan zijn naar de woning om opnieuw na te gaan of het wel de woning van zijn ex-vriendin was. Volgens verdachte is hij de enige persoon geweest die de tuin bij de woning is ingegaan. Verdachte heeft ontkend dat hij wilde inbreken en zegt dat de andere jongens niet van zijn plan om de ruit te vernielen op de hoogte waren.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte - dat hij uit boosheid op zijn ex-vriendin de ruit van de woning heeft vernield - niet aannemelijk is geworden, nu deze verklaring niet nader is geconcretiseerd. Bovendien vindt de verklaring van verdachte dat hij alleen is teruggekeerd naar de woning om de ruit te vernielen, vervolgens nog een keer is teruggekeerd om te kijken bij de woning en dat geen van de andere jongens de tuin is ingelopen, zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Uit het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden volgt dat er steeds twee personen worden waargenomen bij de woning. Eén persoon die naar de woning en in de tuin loopt en een andere persoon die voor de woning blijft staan, ter hoogte van de rotonde. In de fouillering van verdachte [medeverdachte] is een grijze joggingsbroek aangetroffen met op de buitenzijde van de rechter broekspijp een donkere schuine streep, welke kleding overeen komt met de kleding van de persoon die de eerste keer de tuin in loopt. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat de modus operandi overeenkomt met die van de in de zaak met parketnummer 15-129832-20 onder feit 2 gepleegde inbraak op 10 januari 2020 te Ermelo, waarbij ook een ruit is vernield met een steen. Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal.
parketnummer 15-010853-20 feit 2
In de woning van aangever werd in het washok een geopend blikje coca cola aangetroffen. In de bemonstering van de drinkopening van het blikje coca cola is een DNA-profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
Eerst ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 23 oktober 2019 in de middag in de [adres] in Sassenheim is geweest. Verdachte was daar met twee jongens. Verdachte heeft bij een snackbar een blikje coca cola gekocht, voor de helft opgedronken en het blikje aan één van de jongens gegeven omdat die jongen dorst had. Deze jongen is vervolgens vertrokken en later weer teruggekomen. Verdachte heeft ontkend dat hij in de woning is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat dit door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat voor het eerst ter terechtzitting naar voren is gebracht, niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft geen nadere gegevens verstrekt om dit alternatieve scenario ook maar enigszins controleerbaar of aannemelijk te maken. Daarnaast vindt de verklaring van verdachte, dat één van de drie jongens zich heeft afgesplitst met het blikje coca cola van verdachte dat later in de woning is aangetroffen, zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] volgt immers dat er twee personen bij de betreffende woning zijn gezien en uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat in de directe omgeving van de woning 2 mannen worden gezien die snel liepen, bijna renden. Bij het aantreffen van het blikje cola in de woning was deze bovendien nog voor de helft gevuld. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in de woning en diverse goederen heeft weggenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-010853-20) en de onder 1 en 2 (in de zaak onder parketnummer 15-129832-20) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15-010853-20
feit 1
hij op 11 januari 2020 te Heemstede, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen een of meerdere goederen van hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1]
, in elk geval een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededader, zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar de voortuin van voornoemde woning is gegaan, waarna hij, verdachte een ruit van die woning heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op 23 oktober 2019 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres] , meerdere goederen, waaronder meerdere sieraden (horloge, ketting, armband, oorbellen), een portemonnee, meerdere computers (merk: Apple Macbook), een bandrecorder, een roze tas en een geldbedrag, toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Parketnummer 15-129832-20
feit 1
hij in de periode van 25 november 2019 tot en met 26 november 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad uit een woning (gelegen aan [adres] ) een hoeveelheid sieraden (te weten armbanden en kettingen en een ring) en een polshorloge, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
hij in de periode van 10 januari 2020 tot en met 13 januari 2020 te Ermelo uit een woning een hoeveelheid sieraden (te weten, armbanden, kettingen, hangertjes, speldjes, ringetjes en bedeltjes) een sieradendoos, (contant) geld, horloges en manchetknopen, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 15-010853-20
feit 1 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 15-129832-20
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, waaronder een locatiegebod met elektronische controle.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn jeugdige leeftijd. De raadsman stelt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor, aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering is geadviseerd. Gelet op de zwaarte van die bijzondere voorwaarden, verzoekt de raadsman verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en één poging daartoe. Bij deze inbraken zijn diverse goederen weggenomen, waaronder veel sieraden, in één geval terwijl de bewoner thuis lag te slapen. De rechtbank tilt zwaar aan woningbraken, omdat hierdoor niet alleen - vaak grote - materiële schade wordt toegebracht aan de slachtoffers, maar ook een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en omwonenden. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar spullen veilig moeten kunnen staan. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onbehagen in de samenleving in bredere zin. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij puur uit eigen gewin heeft gehandeld en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevolgen voor de slachtoffers. Op dergelijke feiten kan alleen met een gevangenisstraf gereageerd worden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de LOVS-oriëntatiepunten.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 mei 2020. De reclassering komt tot de conclusie dat sprake is van een zorgelijke situatie. Verdachte komt al jaren wegens uiteenlopende delicten met justitie in aanraking en valt onder de Top 600 aanpak. Het ontbreekt verdachte aan basale zaken om te kunnen spreken over een stabiele leefsituatie. Tevens had hij geen coöperatieve houding. Hij heeft zich meerdere keren onttrokken aan de ingezette hulpverleningstrajecten en opnames in jeugdinstellingen, waar hij zowel straf- als civielrechtelijk geplaatst is geweest. Verdachte geeft op dit moment aan zijn medewerking te willen verlenen aan een traject gericht op gedragsverandering en beperking van de kans op recidive. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting als hij terug gaat naar zijn ouderlijk huis. Verdachte heeft geen dagbesteding en geen regulier inkomen. Er is sprake van dagelijks softdrugs gebruik. Verdachte is eerder gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking. De reclassering acht een begeleidings- en behandeltraject geïndiceerd, gericht op het verkrijgen van inzicht in gedrag en de gevolgen ervan, het aanleren van alternatief gedrag en het herkennen van risicosituaties om delict gedrag te voorkomen. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Het recidiverisico wordt vooral beïnvloed door het sociale netwerk en de instabiele leefomstandigheden. Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd het volwassenen strafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod met elektronische controle en dagbesteding.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf ten voordele van verdachte rekening houden met zijn jeugdige leeftijd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 45, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte in de zaak met parketnummer 15-010853-20 de onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 15-129832-20 de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de in de zaak met parketnummer 15-010853-20 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 15-129832-20 onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich zal melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zich laat behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op het verkrijgen van inzicht in delict gedrag en het aanleren van alternatief gedrag en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat betekent dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- gedurende een periode van zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met verdachte en dit is mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding (van 8 uur) een aaneengesloten blok van 10 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronisch controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het vinden en behouden van zinvolle en structurele dagbesteding.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. ten Bos, voorzitter,
mr. M. Visser en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2020.