ECLI:NL:RBNHO:2020:6259

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3850
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om plaatsing op school eerste keuze en beroep ongegrond

Op 13 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiseres, het College van Bestuur van Openbaar Voortgezet Onderwijs Zaanstad, een verzoek indiende voor de plaatsing van haar dochter op de school van haar eerste voorkeur. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, die op 15 april 2020 had geweigerd om de dochter in te schrijven op de gewenste school. Dit bezwaar werd op 5 juni 2020 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 werd het verzoek behandeld, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en enkele bestuursleden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder conform het beleid had gehandeld en dat eiseres geen objectieve gegevens had overgelegd die zouden rechtvaardigen dat van het beleid moest worden afgeweken. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukte dat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door eiseres om nadere stukken te overleggen ter onderbouwing van haar standpunten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat verweerder ten onrechte had afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 20/3850 en 20/3436
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 13 augustus 2020 in de zaken tussen

[eiseres]

wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde mr. A. Scholtens-Vogelaar
en

het College van Bestuur van Openbaar Voortgezet Onderwijs Zaanstad,

verweerder,
gemachtigde mr. M.P. van Leerdam.

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2020 heeft verweerder geweigerd [naam 1] , de dochter van eiseres (waarvan eiseres de enige wettelijke vertegenwoordigster is), in te schrijven op het [school] , de school voor voortgezet onderwijs van haar eerste voorkeur. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft verweerder bij besluit van 5 juni 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 augustus 2020 op zitting behandeld. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn tevens verschenen [naam 2] (bestuurslid), [naam 3] (secretaris van het bestuur) en [naam 4] (als projectleider betrokken bij de loting voor toelating).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dit vereist.
2.2
Op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
3. De voorzieningenrechter beslist ook op het beroep, enerzijds omdat de aard van de zaak zich niet goed leent voor het treffen van een voorlopige voorziening, anderzijds omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat eiseres, ook nadat daar ter zitting expliciet naar is gevraagd, geen concrete toezegging heeft gedaan inhoudende dat in beroep nog nadere stukken zullen worden overgelegd ter onderbouwing van de ingenomen standpunten.
4.1
Eiseres heeft in feite gesteld dat verweerder vanwege hetgeen [naam 1] heeft meegemaakt en vanwege de gevolgen daarvan voor haar functioneren zwaarwegende omstandigheden had moeten aannemen, dan wel omstandigheden die nopen tot verlening van voorrang bij toelating. Toepassing van verweerders plaatsingsbeleid zou dan volgens eiseres hebben geleid tot plaatsing op de school van eerste voorkeur, het [school] .
4.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van omstandigheden in de hiervoor bedoelde zin. Er zijn geen (objectiveerbare) gegevens overgelegd waaruit dit blijkt.
4.3
De voorzieningenrechter ziet daarom geen grond om te oordelen dat verweerder ten onrechte tot afwijzing van het verzoek om plaatsing op het [school] heeft beslist .
5. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Omdat op het beroep wordt beslist, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier, op 13 augustus 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarmee op het beroep is beslist, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.