ECLI:NL:RBNHO:2020:6212

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
15-009643-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van het invoeren van 110 kg cocaïne in een schip, maar veroordeling voor bevorderingshandelingen gericht op verspreiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het invoeren van 110 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk invoeren van cocaïne, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne op het schip. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, die vooral bestonden uit het monitoren van het motorschip, niet kwalificeerbaar waren als medeplegen van het invoeren van cocaïne.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde feit, dat inhield dat hij bevorderingshandelingen heeft verricht gericht op de verdere verspreiding van de ingevoerde cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten in Nederland waren om inlichtingen te verschaffen over het schip met cocaïne, en dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het opzettelijk voorbereiden of bevorderen van de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-009643-20 (P)
Uitspraakdatum: 13 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Swart, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 januari 2020 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 110 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 3 januari 2020 tot en met 9 januari 2020 te IJmuiden en/of te Amsterdam en/of te Hazerswoude-Rijndijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 110 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- een of meer anderen de gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/ waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (daartoe) tezamen en in vereniging, althans alleen,
- zich middels een vlucht vanuit Spanje naar Nederland begeven en/of
- in Nederland een auto gehuurd om zich naar de haven van Ijmuiden en/of de haven Amsterdam te kunnen begeven en/of
- ( meermalen) een website geraadpleegd over de (exacte) positie en/of vaarroute en/of geplande aankomst van het motorschip ‘ [schip] ’, (zijnde het schip waarop voornoemde cocaïne werd aangetroffen) en/of
- ( meermalen) (telefonisch) contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden met (een) ander(en) om instructies en/of aanwijzingen te ontvangen omtrent het vertrek uit Colombia en/of de vaarroute en/of de tijdstippen van aankomst van voornoemde motorschip in IJmuiden en/of Amsterdam en/of
- zich (meermalen) naar de eerste ligplaats van voornoemde motorschip ‘ [schip] ’ in IJmuiden begeven en/of naar de tweede ligplaats van datzelfde motorschip in de haven van Amsterdam en/of
- ( meermalen) (telefonisch) contact gehad en/of gelegd om te overleggen over de wijze van benaderen van voornoemd motorschip en/of de beveiliging van voornoemd motorschip.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat er zich cocaïne op het schip heeft bevonden, waardoor het opzet (ook in voorwaardelijke zin) ontbreekt. Ook voor het medeplegen is onvoldoende bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte gepleegde feitelijke gedragingen, die – kort gezegd – vooral zien op het monitoren van het motorschip [schip] in Nederland, niet zijn te kwalificeren als (medeplegen van) het opzettelijk invoeren van cocaïne in Nederland.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 16 december 2019 is het motorschip genaamd [schip] (hierna: het schip) vanuit Colombia vertrokken. Op 6 januari 2020 (enkele dagen later dan de geplande aankomstdatum van 3 januari 2020) is het schip aangekomen in de Averijhaven te IJmuiden. Die dag is het gecontroleerd door de douane. Tijdens die controle zijn in het ruim van het schip vijf sporttassen aangetroffen met daarin 114 pakketten. Uit onderzoek is gebleken dat de pakketten cocaïne bevatten met een totaalgewicht van ongeveer 110 kilogram. Op 9 januari is het schip vanuit de Averijhaven te IJmuiden doorgevaren naar de Amerikahaven te Amsterdam. Op 9 januari 2020 werd door de politie een voertuig gezien op (het doodlopende stukje van) de Aziehavenweg te Amsterdam met daarin de verdachte en twee medeverdachten (hierna tezamen: verdachten). Vanaf die locatie was het schip duidelijk waar te nemen.
Uit het onderzoek is verder gebleken dat verdachten op 3 januari 2020 gezamenlijk per vlucht vanuit Barcelona naar Nederland (Schiphol) zijn gereisd. In Nederland heeft [medeverdachte 1] een auto gehuurd, waarmee zij zich verplaatsten. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij voornamelijk met zijn allen met de auto op pad gingen, met uitzondering van één keer toen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] boodschappen gingen doen. De huurtermijn was aanvankelijk tot 5 januari 2020 en is vervolgens door [medeverdachte 1] verlengd tot 9 januari 2020. Verdachten verbleven gezamenlijk in een hotelkamer in Hazerswoude-Rijndijk. Aanvankelijk was de hotelkamer door [medeverdachte 1] voor één nacht geboekt. De dagen daarop volgend is het verblijf steeds met één dag verlengd.
Bij de aanhouding van verdachten is onder [medeverdachte 1] een goudkleurige Samsung telefoon in beslag genomen en in het dashboard van de huurauto werd een blauwwitte Samsung telefoon aangetroffen en in beslag genomen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de goudkleurige Samsung van haar is. In de navigatiegeschiedenis van de telefoon van [medeverdachte 1] stonden onder andere de volgende plaatsen genoemd: Aziëhaven, Amerikahavenweg en de Reyndersweg Velsen-Noord. Vanaf laatstgenoemde locatie was duidelijk en onbelemmerd zicht op het schip. Uit de GPS gegevens van het gehuurde voertuig blijkt dat het voertuig op bovengenoemde locaties uit de navigatiegeschiedenis is geweest. Op 5 en 7 januari 2020 heeft het voertuig een GPS positie gepeild op de locatie bij de haven van IJmuiden. Voorts is uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 1] gebleken dat met de telefoon meerdere keren de website van vesselfinder is geraadpleegd, waarbij op deze webpagina gezocht werd naar het schip aan de hand van het specifieke scheepsidentificatienummer en de naam [schip] . Deze website geeft nauwkeurig locatie, route en geplande aankomst van een schip aan. Ook is in de telefoon van [medeverdachte 1] een foto aangetroffen van een afgemeerde boot in de onmiddellijke nabijheid van de Averijhaven c.q. het uiteinde van de Reyndersweg te Velsen-Noord. Deze foto is op 6 januari 2020 gemaakt. Verbalisant herkende de gefotografeerde boot als zijnde zeer vermoedelijk het schip. In de blauwwitte Samsung zijn foto’s aangetroffen van verdachte en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft over de telefoon verklaard dat hij deze gebruikt om te chatten met de app van een datingsite. In de telefoon is een foto aangetroffen van een kaart van de locatie van de eerste ligplaats van het schip in de Averijhaven te IJmuiden, waarbij met een geel symbool een schip was afgebeeld met de naam [schip] . Deze foto is op 8 januari 2020 genomen. Voorts is gebleken dat met de blauwwitte Samsung op 6 januari 2020 een WhatsApp gesprek heeft plaatsgevonden met een Colombiaans nummer waarmee eerder die dag ook is gebeld. In dit WhatsApp gesprek wordt gesproken over een observatie van vlakbij, dat de foto van de plek is waar het video gesprek is gevoerd, hoe een plek te benaderen is en de aanwezige beveiliging van de plek.
Verdachten hebben iedere betrokkenheid bij de aangetroffen cocaïne op het schip ontkend. Verdachten hebben verklaard dat zij naar Nederland zijn gekomen voor – met name – toerisme en hebben ontkend interesse te hebben gehad in het schip. De rechtbank acht deze verklaringen niet geloofwaardig en gaat daarom aan deze verklaringen voorbij. Uit niets is gebleken dat verdachten voor toerisme naar Nederland zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen vast komen te staan dat de goudkleurige Samsung telefoon en de blauwwitte Samsung bij een verdachte en of zijn/haar medeverdachten in gebruik zijn geweest. Ten aanzien van de navigatiegeschiedenis in de goudkleurige Samsung stelt de rechtbank vast dat verdachten deze locaties met zijn allen hebben bezocht. Deze locaties komen overeen met de route die het schip in dezelfde periode heeft afgelegd. Verdachten hebben hiervoor geen enkele concrete verklaring gegeven die zou kunnen aansluiten bij het door hen geschetste reisdoel. Bovendien blijkt uit de overige gegevens die in de telefoons zijn aangetroffen van onder meer zoekopdrachten naar de locatie van het schip zelfs al voor aanvang van de reis naar Nederland en gesprekken hierover met derden. Daar komt bij dat zowel de gezamenlijke hotelkamer als de huurauto voor korte tijd waren geboekt en (ook) na 5 januari zijn verlengd, wat overeenkomt met de vertraagde aankomst van het schip. De rechtbank komt daarom op basis van al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat verdachten naar Nederland zijn gekomen in verband met het schip [schip] , waarop cocaïne werd meegevoerd. Naar de uiterlijke verschijningsvorm zijn de gedragingen van verdachten aan te merken als gedragingen gericht op het verzamelen van informatie over de exacte locatie van het schip en de bereikbaarheid van het schip. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte en zijn medeverdachten in Nederland waren om derden gelegenheid en/of inlichtingen te verschaffen over het schip met cocaïne ten behoeve van de in- en of uitvoer van cocaïne in Nederland of de verdere verspreiding van de cocaïne, waarmee zij zich schuldig hebben gemaakt aan het opzettelijk voorbereiden of bevorderen van voornoemde misdrijven, als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Nu verdachten op 3 januari 2020 gezamenlijk naar Nederland zijn gereisd, in Nederland met elkaar in één hotelkamer hebben verbleven en gezamenlijk de ligplaatsen van het schip hebben bezocht, is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voortdurende gezamenlijke optreden van verdachten sprake is van een voor medeplegen voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 3 januari 2020 tot en met 9 januari 2020 te IJmuiden en/of te Amsterdam en/of te Hazerswoude-Rijndijk, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 110 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen de gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) daartoe
- zich middels een vlucht vanuit Spanje naar Nederland begeven en
- in Nederland een auto gehuurd om zich naar de haven van IJmuiden en de haven Amsterdam te kunnen begeven en
- meermalen een website geraadpleegd over de exacte positie en/of vaarroute en/of geplande aankomst van het motorschip ‘ [schip] ’, zijnde het schip waarop voornoemde cocaïne werd aangetroffen en
- meermalen telefonisch contact gehad en/of gelegd en/of onderhouden met (een) ander(en) om instructies en/of aanwijzingen te ontvangen omtrent het vertrek uit Colombia en/of de vaarroute en/of de tijdstippen van aankomst van voornoemde motorschip in IJmuiden en/of Amsterdam en
- zich meermalen naar de eerste ligplaats van voornoemde motorschip ‘ [schip] ’ in IJmuiden begeven en naar de tweede ligplaats van datzelfde motorschip in de haven van Amsterdam en
- telefonisch contact gehad en/of gelegd om te overleggen over de wijze van benaderen van voornoemd motorschip en de beveiliging van voornoemd motorschip.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich niet uitgelaten over de strafoplegging.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Op 6 januari 2020 is het motorschip [schip] aangemeerd in de haven van IJmuiden. Het schip was afkomstig uit Colombia. Tijdens een controle door de douane zijn in het schip vijf sporttassen met daarin 114 pakketten cocaïne aangetroffen met een totaalgewicht van ongeveer 110 kilogram. Verdachte heeft zich in de periode van 3 januari 2020 tot en met 9 januari 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van bevorderingshandelingen, gericht op de verdere verspreiding van de ingevoerde cocaïne. Verdachte trad hierbij op als een schakel in een organisatie die gericht is op grootschalige invoer van cocaïne vanuit Colombia, door het verschaffen van inlichtingen over de ligplaats van het schip, waaronder ook begrepen de benaderbaarheid/beveiliging van het schip op die ligplaats.
De rechtbank is van oordeel dat het invoeren van harddrugs een ernstig feit is. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van ook (zeer) zware criminaliteit, waaronder ernstige gewelds- en levensdelicten. Voorts plegen gebruikers van cocaïne niet zelden strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwart-geld circuit ontstaat. Dat zijn redenen waarom op de invoer van en handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en naar mag worden aangenomen slechts gehandeld uit winstbejag.
Gelet op de aard en de ernst van het feit komt slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf als passende straf in aanmerking.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbaar feit is veroordeeld, zodat deze documentatie niet in zijn nadeel meeweegt.
Voor de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met bovengenoemde feiten en omstandigheden, met de LOVS straforiëntatiepunten en met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geëist, het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen heeft verklaard. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 10a van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. E.M. ten Bos en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2020.