ECLI:NL:RBNHO:2020:6188

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
8401210 \ CV EXPL 20-2716
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake studieovereenkomst en informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 12 augustus 2020 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap NCOI Opleidingen B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had de gedaagde partij gedagvaard en verzocht om betaling van een bedrag van € 3.572,98 aan hoofdsom, € 85,63 aan vervallen wettelijke rente en € 583,57 aan buitengerechtelijke incassokosten, voortvloeiend uit een online gesloten studieovereenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 17 juni 2020 de eisende partij de gelegenheid gegeven om haar vordering nader toe te lichten aan de hand van een informatieformulier, wat de eisende partij heeft gedaan in een akte van 15 juli 2020.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan, zoals voorgeschreven in de artikelen 21 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6:230m van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft niet aangetoond dat de gedaagde partij de noodzakelijke precontractuele informatie heeft ontvangen voordat de overeenkomst tot stand kwam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overgelegde producties, waaronder een inschrijfbevestiging en facturen, niet voldoende waren om de vordering te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en de eisende partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op nihil aan de kant van de gedaagde partij. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8401210 \ CV EXPL 20-2716
Uitspraakdatum: 12 augustus 2020
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
NCOI Opleidingen B.V.
te Hilversum
de eisende partij
gemachtigde: ACCS Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
1.2.
Bij tussenvonnis van 17 juni 2020 heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld aan de hand van het ‘informatieformulier voor zaken waarin de gedaagde partij een natuurlijk persoon is’ haar vordering nader toe te lichten, wat zij bij akte van 15 juli 2020 heeft gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De eisende partij stelt – kort weergegeven – dat zij met de gedaagde partij online een studieovereenkomst heeft gesloten. Volgens de eisende partij is zowel aan de precontractuele als de contractuele informatieverplichting voldaan, omdat de gedaagde partij voorafgaand aan de daadwerkelijke inschrijving de inschrijfvoorwaarden van de eisende partij heeft (moeten) aanvaard(en). Wegens het onbetaald laten van de aan de gedaagde partij toegezonden facturen vordert de eisende partij de volgende bedragen: € 3.572,98 aan hoofdsom, € 85,63 aan vervallen wettelijke rente en € 583,57 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ter onderbouwing van haar vordering heeft de eisende partij de volgende producties ingebracht: 1) een inschrijfbevestiging, 2) de algemene voorwaarden, 3) een zestal facturen, 4) de veertiendagenbrief.
De wettelijke informatieverplichtingen
2.3.
Een handelaar dient vóór het sluiten van de overeenkomst op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Dat aan deze verplichting is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en kan worden onderbouwd door bijvoorbeeld schermafdrukken van het daadwerkelijke inschrijfproces over te leggen. Het doel van deze wetgeving is de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over de verplichting die wordt aangegaan. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet afdoende.
2.4.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat de in artikel 6:230m BW genoemde precontractuele informatie aan de gedaagde partij is verstrekt voordat de overeenkomst met betrekking tot de studie tot stand is gekomen. Niet gesteld of gebleken is hoe het aanmeldproces in het kader van deze studie is verlopen en welke informatie gedurende dit proces, stap voor stap, inzichtelijk is gemaakt. Het enkele aanklikken van een ‘vinkje’ dat de algemene voorwaarden zijn gezien en akkoord bevonden, volstaat niet. Evenmin heeft de eisende partij (afdoende) stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken of aan de voorwaarden van artikel 6:230v BW is voldaan. De (automatisch gegeneerde) inschrijfbevestiging, die als productie 1 is overgelegd, bevat vrijwel geen specifieke informatie. Nog daargelaten de vraag of uit die inschrijfbevestiging het bestaan van een overeenkomst tussen partijen kan worden afgeleid.
2.5.
Tot slot overweegt de kantonrechter dat de eisende partij – tot twee keer toe – heeft verzuimd te stellen en te onderbouwen a) voor welke opleiding de gedaagde partij zich heeft ingeschreven, b) wanneer de inschrijving heeft plaatsgevonden, c) wat de duur van de opleiding is, d) wat de totale kosten van de opleiding zijn. De akte van 15 juli 2020 is in wezen een herhaling van zetten van hetgeen in de dagvaarding is vermeld.
2.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoen de toelichting en de overgelegde producties van de eisende partij dan ook niet aan de hiervoor genoemde voorschriften van de artikelen 21 en 111 Rv. De vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
2.7.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter