In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst, waarin aan haar uitstel van betaling was verleend en een betalingsregeling was vastgesteld. Eiseres diende op 30 oktober 2018 een bezwaarschrift in tegen het besluit van 19 april 2019, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank ontving het beroep van eiseres op 3 juni 2019. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 was eiseres aanwezig, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door gemachtigde [A].
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift van eiseres te laat is ingediend, aangezien het pas op 3 juni 2019 door de rechtbank is ontvangen, terwijl het uiterlijk op 31 mei 2019 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat eiseres redelijkerwijs niet in staat was om tijdig een rechtsmiddel aan te wenden, en heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.