ECLI:NL:RBNHO:2020:6172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen betalingsregeling van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst, waarin aan haar uitstel van betaling was verleend en een betalingsregeling was vastgesteld. Eiseres diende op 30 oktober 2018 een bezwaarschrift in tegen het besluit van 19 april 2019, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank ontving het beroep van eiseres op 3 juni 2019. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 was eiseres aanwezig, terwijl de Belastingdienst werd vertegenwoordigd door gemachtigde [A].

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift van eiseres te laat is ingediend, aangezien het pas op 3 juni 2019 door de rechtbank is ontvangen, terwijl het uiterlijk op 31 mei 2019 ontvangen had moeten zijn. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat eiseres redelijkerwijs niet in staat was om tijdig een rechtsmiddel aan te wenden, en heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2020 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2018 heeft verweerder aan eiseres uitstel van betaling verleend en een betalingsregeling vastgesteld, inhoudende dat zij gedurende 24 maanden een bedrag van € 295 per maand terugbetaalt.
Verweerder heeft op 30 oktober 2018 een bezwaarschrift ontvangen gericht tegen dit besluit.
Bij besluit van 19 april 2019 heeft verweerder het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld, door de rechtbank ontvangen op 3 juni 2019.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2020 te Haarlem.
Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [A] .

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft op 21 februari 2018 een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling ontvangen ten aanzien van acht terugvorderingsbeschikkingen.
2. Verweerder heeft bij besluit van 15 maart 2018 een betalingsregeling getroffen in die zin dat eiseres € 295 per maand betaald onder de voorwaarde dat uiterlijk 31 maart 2020 het totale bedrag is betaald.
Geschil
3. Primair is in geschil of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid van het beroep
6. Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bepaalt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt.
De termijn vangt krachtens artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In geval van verzending per post is ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, een beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
6. Vast staat dat de dagtekening van de beslissing op bezwaar 19 april 2019 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat het beroepschrift uiterlijk 31 mei 2019 door de rechtbank ontvangen had moeten zijn. Het dossier bevat een enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden met als poststempel 29 mei 2019. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 3 juni 2019. Het voorgaande betekent dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep.
Ontvankelijkheid bezwaar
7. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb juncto artikel 22j, onderdeel a, van de Algemene wet in zake rijksbelastingen (hierna: de AWR) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen vóór de dag van bekendmaking. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
8. Het besluit is gedagtekend 15 maart 2018. Gesteld noch gebleken is dat de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking, zodat de bezwaartermijn is aangevangen op 16 maart 2018. Alsdan had het bezwaarschrift uiterlijk op 26 april 2018 bij verweerder ingediend moeten worden. Verweerder heeft eerst op 30 oktober 2018 een bezwaarschrift ontvangen tegen het besluit van 15 maart 2018. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij eerder tegen dit besluit een bezwaarschrift heeft ingediend. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn is ingediend.
9. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin eiseres redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden.
Eiseres heeft geen redenen aangevoerd ter verklaring van de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding voor toepassing van artikel 6:11 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
10. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is gedaan op 25 augustus 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.