ECLI:NL:RBNHO:2020:6169
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak in Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een appartement in Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 455.000. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar aangetekend. Bij uitspraak op bezwaar van 23 oktober 2019 werd het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser op 5 november 2019 een beroepschrift indiende bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 heeft eiser aangegeven dat hij zich kan vinden in de door verweerder voorgestane waarde van € 306.500, waarmee het geschil tussen partijen in feite was opgelost. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het beroep gegrond verklaard moest worden, gezien de nieuwe overeenstemming over de waarde. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 306.500, wat ook de basis vormt voor de aanslag onroerende-zaakbelasting.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 177, en heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.