Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
“met Bernie’s Home Store/Home Couture by Bernie B.V.”opgezegd
“namens [verweerster] ”, waarmee [verweerders] ook zelf in het midden laten of er nu een arbeidsovereenkomst is met [verweerster] dan wel met Home Couture.
“Home Couture by Bernie B.V.”doet daar niet aan af, gelet alleen al op eerdergenoemde brief van 8 november 2019 waarin [verweerders] zelf in het midden laten wie de werkgever is. Die onduidelijkheid komt voor rekening en risico van [verweerders] De kantonrechter zal daaraan het gevolg verbinden dat er in deze zaak van moet worden uitgegaan dat zowel [verweerster] als Home Couture als werkgever van [verzoeker] moeten worden beschouwd.
Doeland/Veltmaat)). Daarbij is ook van belang of de wederpartij heeft begrepen of redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen tot wie het verzoek zich beoogde te richten en of die wederpartij een te respecteren belang heeft bij haar beroep op de onjuiste naamsvermelding (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 22 juni 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2007: BA4122 en in NJ 2007/343 (
Fisser/Tycho)).
“Dan uw opzeggingsbrief van 8 november. De heer [verzoeker] stemt in met uw opzegging.”Die mededeling namens [verzoeker] kon en mocht redelijkerwijs door [verweerders] worden opgevat als een instemming met de opzegging, temeer nu die mededeling afkomstig was van een advocaat, die geacht moet worden te weten wat de betekenis is van de gebruikte bewoordingen en die woorden zorgvuldig kiest. Dat in genoemde e-mail van 1 december 2019 is opgemerkt dat [verzoeker] ook aanspraak maakt op een billijke vergoeding, doet daaraan niet af, temeer niet omdat namens [verweerders] in een e-mail van 4 december 2019 is betwist dat aanspraak bestaat op een billijke vergoeding en [verzoeker] daarin geen aanleiding heeft gezien zijn instemming te herroepen. Dat brengt mee dat de opzegging van 8 november 2019 is geschied met instemming van [verzoeker] en die opzegging daarom niet in strijd is met artikel 7:671 lid 1 BW, zodat ook artikel 7:681 lid 1, onder a, BW geen grondslag kan zijn voor toekenning van een billijke vergoeding.
€ 8.650,00 netto kan geen betrekking hebben op de overwerktoeslag. Blijkens de stukken waren [verweerders] zich immers niet bewust van de verplichting om overwerktoeslag te betalen, zeker niet in 2016.