ECLI:NL:RBNHO:2020:6141

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4744
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar WIA-uitkering opnieuw was toegekend met ingang van 24 september 2018, maar haar bezwaar tegen dit besluit was ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij meer beperkingen had dan door verweerder was aangenomen, en dat haar klachten door de beoordeling van verweerder waren verergerd. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres zich op 24 augustus 2009 ziek had gemeld en een WIA-uitkering ontving. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige oordelen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om aan de juistheid van deze oordelen te twijfelen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiseres en dat de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid correct had berekend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig was. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4744

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: [naam 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van 24 september 2018 opnieuw een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend.
Bij besluit van 6 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2020 via een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar moeder, [naam 1] , als gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als [functie] voor 23,72 uur per week. Op 24 augustus 2009 heeft zij zich ziek gemeld. Met ingang van 22 augustus 2011 heeft eiseres een WIA-uitkering ontvangen naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,38%. Verweerder heeft de WIA-uitkering van eiseres per 27 december 2017 beëindigd, omdat zij toen al een jaar lang 65% verdiende van het loon dat zij verdiende voordat ze ziek werd.
1.2.
Op 24 september 2018 heeft eiseres zich vanuit de Werkloosheidswet ziek gemeld. Vervolgens heeft zij op 29 oktober 2018 een herleving van de WIA-uitkering aangevraagd. In dat kader is eiseres gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts heeft op 19 december 2018 een rapportage opgesteld en vervolgens de beperkingen van eiseres vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 31 januari 2019. Er zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden waarbij is vermeld dat eiseres 20 uur per week kan werken. De primaire arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 12 februari 2019 functies geduid en het arbeidsongeschiktheidspercentage per 24 september 2018 vastgesteld op 66,83%. Op grond hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, zoals in de rapportage van 22 augustus 2019 vermeld, aanleiding gezien af te wijken van het primaire medische oordeel. Naast de reeds aangenomen beperkingen in de FML van 31 januari 2019 heeft hij eiseres ook beperkt geacht ten aanzien van een voorspelbare werksituatie, veelvuldige storingen en onderbrekingen, duwen en trekken, tillen of dragen en frequent zware lasten hanteren tijdens het werk.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook aanleiding gezien af te wijken van het primaire arbeidskundige oordeel. In de rapportage van 3 september 2019 is vermeld dat door de toegevoegde beperkingen in de FML van 22 augustus 2019 twee functies zijn komen te vervallen. Daarvoor in de plaats heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee nieuwe functies geselecteerd en is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 56,92%. Op grond hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Verweerder heeft het uitkeringsrecht van eiseres, de uitlooptermijn in acht nemende, gewijzigd per 7 november 2019.
2. Eiseres voert aan dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Zij stelt daartoe dat zij fibromyalgie heeft, wat een stress gerelateerde ziekte is. De beoordeling door verweerder en de fouten die daarmee zijn gemaakt, leveren veel stress voor eiseres op. Dat heeft volgens eiseres tot gevolg dat haar klachten verergeren. Daarmee is onvoldoende rekening gehouden. Eiseres stelt dat zij niet 20 uur per week kan werken. Eiseres staat onder behandeling van Heliomare en stelt dat aldaar de daadwerkelijke belastbaarheid van eiseres kan worden vastgesteld.
3.1.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig tot stand is gekomen en het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiseres medisch onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de psycholoog van 18 oktober 2010, de chiropractor van 20 februari 2008 en de ongedateerde informatie van Heliomare, waar eiseres op 16 juli 2019 is onderzocht, bij zijn beoordeling betrokken. Zoals eiseres ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische informatie gemist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiseres te komen. De omstandigheid dat eiseres zich miskend voelt omdat volgens haar alle medische informatie die zij heeft overgelegd van tafel is geveegd, is onvoldoende om anders te concluderen. Dat Heliomare nog onderzoek gaat uitvoeren naar de belastbaarheid van eiseres voor werk, kan eiseres niet baten. Een verzekeringsarts wordt bij uitstek deskundig geacht om de specifieke belastbaarheid voor werk van belanghebbenden vast te stellen. Dat geldt zowel voor lichamelijke als voor psychische beperkingen. Dat een verzekeringsarts geen psychiater is, maakt dat niet anders omdat het bij de beoordeling niet gaat om het stellen van een diagnose.
3.2.
Evenmin bestaat aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel. De belastbaarheid van eiseres op de datum in geding, in dit geval 7 november 2019, is in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en op overtuigende wijze gemotiveerd.
Terecht heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het standpunt ingenomen dat geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Eiseres is niet opgenomen in een ziekenhuis of WLZ-erkende instelling, is niet bedlegerig, is niet afhankelijk in het dagelijks leven en er is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Verder komen uit de medisch objectiveerbare afwijkingen geen ernstige afwijkingen naar voren, waaruit blijkt dat eiseres ADL-afhankelijk zou zijn. Er is dan ook terecht een FML opgesteld. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep genoegzaam gemotiveerd dat voldoende rekening is gehouden met de klachten van eiseres. De fibromyalgie maakt dat van eiseres geen zware fysieke inspanningen gevraagd kunnen worden, maar tegen normaal bewegen en normale belastingen is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medisch bezwaar. Dit volgt ook uit de informatie van Heliomare. Verder volgt de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de conclusie dat bij eiseres geen sprake is van een psychiatrische stoornis. Blijkens de rapportage komt dit uit het eigen onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet naar voren en eiseres heeft geen medische informatie ingebracht waaruit dit blijkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met een chronische stressfactor door eiseres beperkt te achten ten aanzien van een voorspelbare werksituatie, veelvuldige storingen en onderbrekingen, deadlines of productiepieken, hoog handelingstempo, emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten, rechtstreeks contact met klanten, direct contact met patiënten of hulpbehoevenden en leidinggevende aspecten. Uit de beschikbare medische informatie blijkt niet dat de klachten van eiseres hiermee zijn onderschat.
Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Van een medische reden op grond waarvan eiseres minder dan vier uur per dag kan werken, is niet gebleken. De stelling van eiseres dat haar in een gesprek met de arbeidsdeskundige herhaaldelijk is meegedeeld dat het om 10 uur werken per week ging, is onvoldoende om van die urenbeperking uit te gaan. Verder is uit de overgelegde medische informatie niet gebleken dat werken in passende arbeid zou leiden tot schade aan de gezondheid.
3.3.
Gelet op het voorgaande is de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk.
4.1.
Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit en de gronden die eiseres daartegen heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank als volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapportage van 1 mei 2020 overtuigend toegelicht dat de mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door aan de hand van gangbare arbeid te berekenen hoeveel verlies aan inkomen eiseres heeft ten opzichte van haar maatmaninkomen. Met gangbare arbeid kan eiseres € 11,48 per uur verdienen. Aangezien zij 23,72 uur per week werkte en de kleinste urenvang van de eerste drie gangbare functies 19 uur bedraagt, wordt een reductiefactor toegepast van 19/23,72 op deze loonwaarde. De theoretische verdiencapaciteit bedraagt daarom € 9,20 per uur. In vergelijking met haar maatmaninkomen (€ 21,35 per uur) leidt dit tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 56,92%. Dat percentage is, anders dan eiseres lijkt te veronderstellen, geen weergave van het aantal uren dat eiseres geacht wordt te werken.
Voorts volgt de rechtbank eiseres niet in het betoog dat ten onrechte het minimumloon is gehanteerd voor de berekening van de hoogte van de WIA-uitkering. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 september 2019 volgt niet dat is uitgegaan van het minimumloon. Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage is uitgegaan van een maatmaninkomen van € 21,35 per uur en uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 februari 2019 blijkt dat dit maatmaninkomen is berekend uitgaande van het maatmaninkomen van € 19,04 per uur dat eiseres verdiende in augustus 2008, dat rekening houdend met het loonindexcijfer per september 2018 per datum 24 september 2018 vastgesteld op € 21,35 per uur. Met loonsverhogingen na de eerste dag van de ziekmelding wordt geen rekening gehouden.
4.2.
Verder stelt eiseres dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functie van productiemedewerker industrie heeft geduid, terwijl dat in tegenspraak is met de vaststelling dat productiewerk voor eiseres geen optie is. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. In de FML van 22 augustus 2019 zijn beperkingen opgenomen en uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is met die beperkingen rekening gehouden en blijkt dat er geen sprake is van een ontoelaatbare overschrijding van de belastbaarheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat juist bij productiewerk verstorende onderbrekingen worden vermeden, geen sprake is van productiepieken en geen sprake is van deadlines. De functie van productiemedewerker is dan ook in overeenstemming met de vastgestelde beperkingen van eiseres.
4.3.
Gelet op het hiervoor vermelde is ook de arbeidsdeskundige grondslag van het bestreden besluit deugdelijk.
5. Al het hiervoor vermelde leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit stand houdt. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Eiseres heeft daarnaast verzocht om schadevergoeding omdat het gesprek met de arbeidsdeskundige op 12 februari 2019 beschadigend is geweest en zij door de handelwijze van verweerder in de afgelopen 2,5 jaar leed, pijn, verdriet en gevoelens van machteloosheid heeft ervaren. Nog afgezien van de vraag of de gestelde schade voldoende is onderbouwd, bestaat geen grond voor veroordeling tot vergoeding van schade omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig is. De rechtbank wijst het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H. Boomsma, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.