10.3.De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. De ligging van een woning tussen oudere woningen en sociale huurwoningen kan de waarde van een woning negatief beïnvloeden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet tot een waardeverlaging kan leiden. Immers, de waarde per kubieke meter die door verweerder uit de vastgestelde eindwaarden van de vergelijkingsobjecten is herleid, varieert van € 625 tot € 810, terwijl voor de woning een waarde per kubieke meter is gehanteerd van € 567. Nu de waarde per kubieke meter voor de woning aanzienlijk lager is dan die van de vergelijkingsobjecten, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank met deze waardeverminderende factor voldoende rekening gehouden.
11. Gelet op het voorgaande en gelet op de overige verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de WOZ-waarde in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de op hem rustende bewijslast voldaan.
12. Het voorgaande laat onverlet dat eiseres feiten en omstandigheden kan aanvoeren die kunnen leiden tot een lagere waarde. Eiseres heeft in dat verband verwezen naar een door haar overgelegd taxatierapport van 25 mei 2018. De rechtbank stelt vast dat in dit rapport de waarde in het economische verkeer is bepaald op basis van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. In het rapport heeft de makelaar gebruik gemaakt van de vergelijkingsobjecten [f] , [g] en [h] , alle gelegen te [Z] . De waardepeildatum is 15 mei 2018. Deze datum is niet ver van de waardepeildatum van 1 januari 2018 gelegen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat dit rapport in beginsel bruikbaar is ter onderbouwing van de waarde van de woning. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld dit niet langer te betwisten.
13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de referentieobjecten in het taxatierapport minder geschikt zijn om als onderbouwing van de waarde van de woning te dienen dan de objecten die verweerder heeft gehanteerd. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. [f] , [g] en [h] zijn immers wat betreft bouwjaar respectievelijk 20, 19 en 18 jaar ouder dan de woning, terwijl de vergelijkingsobjecten die verweerder heeft gebruikt alle een bouwjaar hebben dat dichter ligt bij het bouwjaar van de woning. Daarnaast zijn de objecten die in het taxatierapport van eiseres staan vermeld minder goed vergelijkbaar wat betreft onderhoud en kwaliteit dan de objecten die verweerder heeft gehanteerd. Immers, in het taxatierapport staat vermeld dat [f] minder courant is vanwege de smaakgevoelige afwerking, dat [g] minder courant is vanwege de laag doorlopende dakconstructie en dat [h] een veel slechtere onderhoudssituatie heeft dan de woning. Daarnaast is [g] minder goed vergelijkbaar met de woning dan de objecten die verweerder hanteert, omdat de inhoud van dit object veel kleiner is.
14. Gelet daarop kunnen de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten die in het rapport van eiseres zijn genoemd, minder goed dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning dan de objecten die verweerder heeft gehanteerd. Daarnaast biedt het taxatierapport van eiseres geen inzicht in de wijze waarop de makelaar de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten heeft herleid naar een waarde voor de woning van € 312.500. Dit inzicht wordt in het taxatierapport van verweerder wel gegeven.
15. De stelling van eiseres dat de waarde dient te worden verminderd met € 15.100 omdat de huizenprijzen in de regio Zaanstreek in 2018 van het eerste kwartaal naar het tweede kwartaal zijn gestegen met € 15.100, kan niet slagen. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen immers met zich mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk belastingtijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich voordoen op of rond de waardepeildatum. Aan de waardeontwikkeling van onroerende zaken in het algemeen of in de regio kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend voor de waardebepaling van een specifieke onroerende zaak.
16. Gelet op het voorgaande en hetgeen zij verder heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres met het door haar overgelegde taxatierapport niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning dient te worden verlaagd naar € 297.400.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.