ECLI:NL:RBNHO:2020:6085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3481
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sluiting woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die in een woning aan [locatie 1] te [woonplaats] woont. De burgemeester van Hoorn had op 7 juli 2020 besloten om de woning te sluiten voor de periode van 23 juli 2020 tot en met 23 september 2020, op basis van de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 3 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de burgemeester gehoord. Verzoekster betoogde dat er geen 111 maar slechts 86 hennepplanten aanwezig waren en dat de sluiting van de woning onevenredig zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er minder hennepplanten waren aangetroffen dan gerapporteerd. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster haar woning aan derden ter beschikking had gesteld voor de hennepplantage, wat haar persoonlijke verwijtbaarheid vergrootte.

De voorzieningenrechter erkende echter ook de impact van de sluiting op het gezin van verzoekster, met name op haar zoon [naam 3], die in een crisisopvang verblijft. De rechter concludeerde dat de sluiting van de woning de hulpverlening aan het gezin zou frustreren en dat het belang van verzoekster in dit geval zwaarder woog dan het belang van de burgemeester bij sluiting van de woning. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, werd het besluit tot sluiting geschorst en werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3481
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 augustus 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. O. Saaliti),
en

de burgemeester van Hoorn, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Bogaarts).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan [locatie 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) te sluiten voor de periode van 23 juli 2020 tot en met 23 september 2020.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 17 juli 2020 is namens verweerder aangegeven dat met sluiting van de woning zal worden gewacht totdat het verzoek om een voorlopige voorziening op zitting is behandeld. In het verweerschrift en ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat verweerder bereid is te wachten met sluiting van de woning totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2020. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door dochter [naam 1] en zoon [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en beslecht het geschil niet ten gronde.
2. Verzoekster woont met haar drie kinderen in de woning aan de [locatie 1] te [woonplaats] . Op 22 mei 2020 heeft de politie een zogenaamde bestuurlijke rapportage (dossiernummer [# 1] ) aan verweerder uitgebracht. Daarin staat -kort weergegeven- dat naar aanleiding van een MMA-melding (meld misdaad anoniem) door de politie op 18 mei 2020 in de woning van verzoekster een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen bestaande uit 111 hennepplanten en 60 gram henneptoppen. Door de fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder is geconstateerd dat de zegels van de hoofdzekeringkast verbroken waren en dat er een elektrische aansluiting was gemaakt buiten de stroommeter om (diefstal van stroom) waarbij gevaar bestond voor kortsluiting.
3. Verweerder heeft aan de last onder bestuursdwang ten grondslag gelegd dat de in de woning van verzoekster aangetroffen 111 hennepplanten en 60 gram henneptoppen kunnen worden aangemerkt als een handelshoeveelheid. In het belang van de openbare orde en het herstel van het woon- en leefklimaat kan gelet op het Damoclesbeleid Hoorn 2016 (hierna: het beleid) niet met een bestuurlijke waarschuwing worden volstaan en moet de woning twee maanden worden gesloten. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat het politieonderzoek is opgestart naar aanleiding van een MMA-melding dat er rond de woning een enorme wietlucht hing, dat er sprake was van brandgevaar en dat sprake was van een professionele hennepplantage zodat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Voor verweerder weegt zwaar dat verzoekster een actieve rol heeft gespeeld door een derde toestemming te geven in haar woning een hennepkwekerij te plaatsen. Dat er sprake is van loop naar de woning blijkt uit de aanwezigheid van personen betrokken bij de hennepkwekerij genoemd in de melding van de politie. Verzoekster heeft ook aangegeven dat andere personen de hennepkwekerij onderhielden. Om er voor te zorgen dat de loop naar het drugspand wordt beëindigd en om de rust en veiligheid in de omgeving te kunnen waarborgen, is sluiting van de woning essentieel. Uit contact met de gezinsvoogd is gebleken dat verzoekster in de afgelopen periode bij een kennis heeft verbleven die een ruim appartement heeft, zodat verzoekster tijdelijk gebruik kan maken van een ander adres. Er is niet gebleken van een speciale binding met de woning vanwege een medische situatie. Het belang van verzoekster weegt niet op tegen het belang van verweerder om de woning te sluiten, aldus verweerder.
4. Verzoekster beoogt met haar verzoek schorsing van het besluit tot het sluiten van de woning. Daartoe heeft zij -kort zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er geen 111 maar slechts 86 hennepplanten aanwezig waren in de woning zodat ingevolge het beleid had moeten worden volstaan met een waarschuwing. Voorts is verzoekster van mening dat de gevolgen van de sluiting voor haar onevenredig zullen zijn en in geen verhouding staan tot hetgeen met de sluiting wordt beoogd. Er werden geen drugs vanuit de woning verhandeld en de woning staat dan ook niet bekend als een plek waar drugs wordt gedeald. Het is derhalve niet nodig om de bekendheid van het pand in het drugscircuit te doorbreken. Verzoekster heeft geen sociaal netwerk. Zij kan nergens terecht. De jongste zoon van verzoekster, [naam 3] , is uit huis geplaatst en verblijft in een crisisopvang voor kinderen en kan niet terugkomen als de woning wordt gesloten. Tot slot vreest zij dat zij zal worden gescheiden van haar andere twee kinderen als de woning wordt gesloten.
5.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster vooralsnog niet aannemelijk heeft gemaakt dat er (naast de 60 gram henneptoppen) geen 111 maar 86 hennepplanten in de woning zijn aangetroffen. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de informatie in de bestuurlijke rapportage dienaangaande voor onjuist moet worden gehouden. Gelet hierop is verweerder in beginsel bevoegd om op grond van het beleid over te gaan tot sluiting van de woning voor de duur van twee maanden. Het betoog van verzoekster dat verweerder had dienen te volstaan met een waarschuwing zal dan in bezwaar niet slagen.
5.2
Voorts is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat, nu verzoekster haar woning aan derden ter beschikking heeft gesteld voor het opzetten van een hennepplantage, sprake is van persoonlijke verwijtbaarheid.
6.1
Uit het door verzoekster op 31 juli 2020 overgelegde concept eindverslag crisishulp ambulant ( [# 2] ) blijkt onder meer dat het gezin moet ‘leren hoe verantwoordelijkheid en regie weer te pakken over het eigen leven’. Verzoekster is uiteindelijk gemotiveerd geraakt voor praktische en concrete hulpverlening, nadat zij eerdere hulpverlening heeft losgelaten waardoor zij onvoldoende ‘last’ hiervan heeft ervaren om tot een andere strategie te komen. Geadviseerd wordt tot laagdrempelige en praktische hulp. Eerst de relatie, laagdrempelig, naast verzoekster staand. Vanuit deze relatie zal verzoekster mogelijk meer gaan aannemen en waarde hechten aan hetgeen waarover gesproken wordt om vervolgens mogelijk zelf ook meer ruimte te gaan zien in hoe zaken ook aangepakt kunnen worden, aldus het verslag.
6.2
Blijkens het concept eindverslag bestaan over de [# 3] -jarige zoon van verzoekster, [naam 3] , die een aan autisme verwante stoornis heeft, ernstige zorgen over zijn ontwikkelingsachterstand omdat er al sinds 2017 complicaties zijn betreffende zijn schoolgang. Vlak na de ontmanteling van de hennepplantage is [naam 3] , op 25 mei jl., voor de duur van 3 maanden uit huis geplaatst en verblijft hij in een crisisopvang voor kinderen. De uithuisplaatsing eindigt in beginsel 27 augustus 2020, zo heeft de voorzieningenrechter ter zitting begrepen. Het tijdelijk verblijf in de crisisopvang van [naam 3] heeft kennelijk de nodige impact op verzoekster en haar andere twee kinderen. Zij willen graag dat [naam 3] terugkomt en [naam 3] wil zelf ook graag naar huis, aldus verzoekster.
6.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het er genoegzaam voor worden gehouden dat indien de woning wordt gesloten [naam 3] eind augustus reeds hierom niet kan terugkeren naar het gezin van verzoekster.
7. De voorzieningenrechter is zich bewust van het feit dat verweerder in beginsel een op zichzelf genomen te respecteren belang heeft bij sluiting van de woning. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder in bezwaar zich moet afvragen of sluiting ook evenredig is in het licht van hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.3. Net nu de hulpverlening weer enig grip op het gezin van verzoekster zou kunnen krijgen en kort voor een eventuele terugkeer van [naam 3] in het gezin zou de sluiting van de woning worden geëffectueerd, hetgeen de hulpverlening kan en de terugkeer van [naam 3] zal frustreren. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen op de wijze zoals hierna vermeld.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Tot slot gelast de voorzieningenrechter verweerder het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit tot de dag na de bekendmaking van het besluit op het bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.