ECLI:NL:RBNHO:2020:6057

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
8265594 \ CV EXPL 20-429
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben vijf passagiers een vordering ingesteld tegen EasyJet Airline Company Limited wegens annulering van hun vlucht van Venetië naar Amsterdam op 14 juli 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. EasyJet heeft de vlucht geannuleerd en de passagiers hebben compensatie geëist, maar de luchtvaartmaatschappij heeft geweigerd tot betaling over te gaan. De passagiers hebben hun vordering onderbouwd met verwijzingen naar de relevante wetgeving en rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

EasyJet heeft in haar verweer aangevoerd dat de passagiers niet ontvankelijk zijn in hun vordering omdat de gemachtigde van de passagiers, mr. D.E. Lof, niet bevoegd zou zijn om hen te vertegenwoordigen. Daarnaast heeft EasyJet betwist dat zij aansprakelijk is voor de gevorderde kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het verweer van EasyJet niet opgaat. De passagiers hebben hun vordering gemotiveerd weerlegd en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de passagiers grotendeels toewijsbaar is.

In de beslissing heeft de kantonrechter EasyJet veroordeeld tot betaling van € 1.250,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd zijn. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8265594 \ CV EXPL 20-429
Uitspraakdatum: 29 juli 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
EasyJet Airline Company Limitedgevestigd te Luton, Verenigd Koninkrijk en mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Easyjet
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen Easyjet ingesteld. Easyjet heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Easyjet niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Easyjet een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Easyjet de passagiers op 14 juli 2019 zou vervoeren van Venetië, Italië naar Amsterdam-Schiphol Airport met vluchtnummer EZY3331, hierna: de vlucht.
2.2.
Easyjet heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Easyjet gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Easyjet heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Easyjet, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 187,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagiers stellen dat Easyjet tekort is geschoten in haar verplichting de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Easyjet vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Easyjet betwist de vordering en voert aan dat als de vlucht alsnog zou worden uitgevoerd, de nachtsluiting van Amsterdam-Schiphol Airport dan overtreden zou worden.
4.2.
Voorts voert Easyjet aan dat de gemachtigde van de passagiers niet bevoegd is om namens hen als gemachtigde op te treden. Een volmacht ondertekend door beide partijen, die vereist is voor het rechtsgeldig vertegenwoordigen van de passagiers, ontbreekt. Nu niet duidelijk is of mr. Lof daadwerkelijk bevoegd was om namens de passagiers een vordering in te dienen, dienen de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering te worden verklaard.
4.3.
Tevens betwist Easyjet de deurwaarderskosten, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek het door Easyjet gevoerde verweer gemotiveerd weerlegd. Easyjet heeft die nadere stellingen van passagiers onweersproken gelaten. De conclusie is dan ook dat het verweer van Easyjet faalt en dat de vordering van de passagiers, behoudens het navolgende, wordt toegewezen.
5.3.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Easyjet heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.4.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Easyjet in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Easyjet tot betaling aan de passagiers van € 1.250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Easyjet tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de passagiers vaststelt op de volgende bedragen:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter