ECLI:NL:RBNHO:2020:6056

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
7740186 \ CV EXPL 19-5784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de toepassing van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Icelandair. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van haar vlucht van Amsterdam naar Portland via IJsland op 3 april 2018. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier stelde dat de vertraging van meer dan drie uur recht gaf op een compensatie van € 600,00, maar Icelandair betwistte deze vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing bij Eurocontrol en het wachten op de-icing van het toestel.

De kantonrechter oordeelde dat de vertraging van de vlucht in beginsel recht gaf op compensatie, tenzij Icelandair kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vertraging door de storing bij Eurocontrol inderdaad als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt, terwijl het wachten op de-icing niet als zodanig werd beschouwd. Aangezien de vertraging van de vlucht deels te wijten was aan de buitengewone omstandigheid, werd de totale vertraging verminderd met de tijd die aan deze omstandigheid kon worden toegerekend. Hierdoor resteerde een vertraging van minder dan drie uur, wat betekende dat de vordering van de passagier werd afgewezen.

De kantonrechter heeft de passagier ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7740186 \ CV EXPL 19-5784
Uitspraakdatum: 29 juli 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigden: mr. D.E. Lof en mr. E.J. Hoekstra
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Icelandair ehf.
gevestigd te Reykjavik, IJsland
gedaagde
hierna te noemen: Icelandair
gemachtigden: mr. J.J. Croon en mr. R.P. Verbeek

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 2 april 2019 een vordering tegen Icelandair ingesteld. Icelandair heeft schriftelijk geantwoord en een incidentele conclusie strekkende tot niet-ontvankelijkheid en zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genomen.
1.2.
De passagier heeft zowel in het incident als in de hoofdzaak schriftelijk gereageerd. Bij vonnis in het incident van 18 september 2019 heeft de kantonrechter de incidentele vordering afgewezen. Hierna heeft Icelandair nog schriftelijk gereageerd in de hoofdzaak.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Icelandair een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Icelandair de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Kevlavik, IJsland met vlucht FI501 en van Kevlavik naar Portland, Verenigde Staten met vlucht FI665 op 3 april 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagier compensatie van Icelandair gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Icelandair heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Icelandair, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Icelandair vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Icelandair betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is gearriveerd, zodat Icelandair op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Icelandair kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
Icelandair voert aan dat een deel van de vertraging is ontstaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht. De voorafgaande vlucht moest vanwege de beperkte de-icingfaciliteiten op de luchthaven van Kevlavik 19 minuten wachten op het “de-icen” dat vervolgens 10 minuten in beslag nam. Voorts is de onderhavige vlucht vertraagd met 3 uur en 5 minuten doordat er vanaf 12:26 uur lokale tijd Amsterdam een storing was bij Eurocontrol. Door de storing moesten vliegtuigmaatschappijen opnieuw hun vlucht rooster/plan indienen en werd een noodplan gebruikt waardoor slechts circa 10% van de capaciteit in het Europese luchtruim gebruikt kon worden. Vliegtuigmaatschappijen moesten zich houden aan het noodplan, anders kwam de veiligheid in het geding. Hierdoor kon de geplande vertrektijd van 14:00 uur lokale tijd niet worden gehaald. Zodra Icelandair toestemming kreeg van luchtverkeerbeheer is het toestel vertrokken. De storing is pas om 18:00 uur UTC, 20:00 uur lokale tijd opgelost. Tot die tijd hadden veel vliegtuigmaatschappijen waaronder Icelandair last van de storing.
5.5.
Ten aanzien van de vertraging van de voorafgaande vlucht vanwege het “de-icen” van het toestel overweegt de kantonrechter als volgt. Gelet op overgelegde informatie is voldoende gebleken dat de voorafgaande vlucht is vertraagd als gevolg van de noodzaak tot het ijsvrij maken van het toestel. De noodzaak tot het (wachten op het) “de-icen” van het toestel is echter een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Het beroep van Icelandair op buitengewone omstandigheden ten aanzien van het wachten en het “de-icen’ van het toestel wordt dan ook verworpen.
5.6.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Icelandair voldoende heeft aangetoond dat op 3 april 2018 sprake was van een storing bij Eurocontrol, waardoor de onderhavige vlucht een vertraging van drie uur en vijf minuten heeft opgelopen. Icelandair heeft daarbij gemotiveerd onderbouwd dat de storing om 12:26 uur lokale tijd is geconstateerd en pas om 20:00 uur lokale tijd is verholpen, zodat aannemelijk is dat de onderhavige vlucht, met een geplande vertrektijd van 14:00 uur lokale tijd, door de storing problemen heeft ondervonden. Anders dan de passagier is de kantonrechter aldus van oordeel dat de vertraging op de eindbestemming niet alleen het gevolg is geweest van de vertraging van de voorafgaande vlucht. De storing bij Eurocontrol is aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vanwege de computerstoring bij Eurocontrol kon de vlucht immers niet vertrekken. Dit betreft een omstandigheid waar Icelandair geen invloed op heeft gehad.
5.7.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beantwoorden is of Icelandair alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. Icelandair heeft aangevoerd dat zij nadat zij toestemming daartoe heeft gekregen zo snel mogelijk alsnog de vlucht heeft uitgevoerd. De passagier heeft dit niet betwist. Icelandair heeft tevens voldoende onderbouwd dat een vervangende vlucht niet aanwezig was op 3 april 2018, wat ook volgt uit de door de passagier overgelegde productie 3 bij conclusie van repliek. Voorts heeft Icelandair tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van twee uur en vijf minuten ingepland, hetgeen door de kantonrechter als voldoende wordt gekwalificeerd. De kantonrechter beantwoordt deze vraag dan ook bevestigend.
5.8.
Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Peŝková, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet hierop dient de totale vertraging te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 3 uur en 5 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagier dient daarom te worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Icelandair worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Icelandair worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Icelandair.
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Icelandair worden gemaakt,
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter